Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 23-01-2023

EFFICIENCY

betekenis & definitie

(ook wel: efficiëntie) is het streven naar doelmatigheid, d.w.z. met een zo gering mogelijk gebruik aan moeite, tijd, materiaal, kosten, de gunstigste verwezenlijking van een voor ogen gesteld technisch resultaat trachten te bereiken. De gehele maatschappelijke ontwikkeling wordt gekenmerkt door de toepassing van de efficiency-gedachte, in haar ruimste betekenis genomen.

De efficiency-gedachte in engere zin is ontstaan op het eind van de 19de eeuw. Daarbij ligt de nadruk vooral op de organisatorische zijde. Naast het gebied van de techniek heeft zich zodoende het gebied van de (interne) bedrijfsorganisatie ontwikkeld, ook wel wetenschappelijk bedrijfsbeheer genoemd. Het verband tussen deze benamingen blijkt uit het feit dat de Nederlandse organisatie welke zich in Nederland de bevordering van de efficiency-gedachte tot taak stelt, — te weten het in 1925 opgerichte Nederlands Instituut voor Efficiency (N.I.V.E.) —, optreedt als de nationale vertegenwoordiger in het „Comité International d’Organisation Scientifique”, dat o.a. internationale congressen op dit gebied organiseert.

De term „wetenschappelijk”, duidt op enige zeer belangrijke elementen in de methode van werken bij het nastreven van grotere efficiency, te weten nauwkeurige waarneming van de verschijnselen, analyse van de factoren welke op die verschijnselen invloed uitoefenen en evenwichtige synthese van de gegevens, ten einde tot de gunstigste oplossing te komen.

Sedert enige tientallen jaren gaat een krachtige stimulans tot verbreiding van de efficiencyprincipes uit, van hen die in het vrije beroep als adviseurs op dit gebied werkzaam zijn en van hen die een overeenkomstige functie vervullen in dienst van bedrijven, instellingen e.d. Deze specialisten leveren, door het geven van cursussen en van instructie aan het personeel der bedrijven ook een bijdrage tot de zo gewenste uitbreiding van de efficiencyopleiding.

Vaak wordt het voorgesteld alsof het streven naar efficiency moet uitlopen op mens-onwaardige toestanden in het bedrijfsleven. Door verkeerde toepassing zijn er inderdaad fouten gemaakt. Bij juiste toepassing kan het efficiencystreven belangrijk bijdragen tot betere verhoudingen, o.a. door bevordering van de rechtvaardigheid en dank zij de aandrang tot samenwerking, welke van elke efficiencymaatregel uitgaat. Van het begin af heeft ook de zorg voor de menselijke factor voor ogen gestaan, maar aanvankelijk ontbraken nog vele hulpmiddelen, welke inmiddels geleidelijk door de toegepaste psychologie ter beschikking worden gesteld en welke gericht zijn op het scheppen van goede arbeidsverhoudingen en op bevordering der arbeidsvreugde.

De efficiency-gedachte kan in principe op elk gebied van menselijke activiteit worden toegepast,

dus zowel op het terrein van landbouw, industrie, handel, verkeer en administratie als op dat van overheidsbeheer, onderwijs, militaire zaken, verenigingswerk, huishouden enz. In de momenteel voor Nederland geldende omstandigheden, dat het terugwinnen van een verloren gegaan welvaartspeil ernstig bemoeilijkt wordt door structurele wijziging in de wereldeconomie, is toepassing op elk van de genoemde terreinen en daaronder speciaal landbouw en industrie van buitengewoon groot belang. De meest veelzijdige toepassingsmogelijkheid wordt in de industrie gevonden.

De efficiency-gedachte dient in de eerste plaats te worden toegepast bij het opzetten van industrialisatie-plannen en bij het beslissen omtrent oprichting van nieuwe bedrijven en bedrijfstakken. Dat betreft vraagstukken van marktanalyse, conjunctuurstudie, technische research en vestigingsplaatsonderzoek. Elk dezer onderwerpen omvat een afzonderlijk vakgebied, maar in het efficiency-streven vinden zij een gemeenschappelijke grondslag.

Bij de keuze van de vestigingsplaats speelt de personeelvoorziening vaak een grote rol en in verband daarmee de analyse van de arbeidsmarkt en de geschiktheidsbeoordeling. Voor dit laatste en daarmee tevens voor de personeelselectie, verschaft de psychotechniek alsmede de grafologie, de hulpmiddelen.

De aanwezigheid van een grote verscheidenheid in aanleg en verworven capaciteiten welke door de psychotechniek gedetailleerd wordt aangetoond is altijd bekend geweest en heeft van oudsher aanleiding gegeven tot specialisatie, hetzij in de vorm van arbeidssplitsing en taakverdeling, hetzij als beroepsvorming. De toepassing van de specialisatie wordt in sterke mate bevorderd door de voordelen van de daarbij te verkrijgen speciale ervaring en routine. De productie van grote series van gelijke producten (massa- en serie-fabricage) biedt een dankbaar toepassingsgebied voor de specialisatie en zou zonder specialisatie moeilijk te verwezenlijken zijn. Specialisatie heeft weinig zin wanneer de omvang van elk der deeltaken slechts gering is.

Specialisatie is niet alleen van toepassing op handenarbeid maar is ook van groot belang voor leidinggevend werk. Het gaat daarbij om de juiste taakverdeling met betrekking tot de vele leidinggevende functies welke in een bedrijf onderscheiden kunnen worden. Dit betreft dus het organisatieschema van een bedrijf. Juist door toepassing van de efficiency-methoden welke in dit artikel besproken worden, wordt dat aantal functies van de leiding belangrijk vergroot. De taakverdeling moet weer gebaseerd worden op analyse; in dit geval de zogenaamde functie-analyse. Om ondanks het grote aantal gespecialiseerde taken in de leiding, de eenheid van leiding te handhaven is stafvorming nodig, d.w.z. toevoeging aan de gezaguitoefenende personen in het bedrijf, van assistenten voor de speciale taken, die geen rechtstreekse zeggenschap uitoefenen over het personeel.

De opleiding welke in vele gevallen nog moet volgen op de personeelkeuze, kan in belangrijke mate bijdragen tot de efficiency van een bedrijf. Dank zij de toepassing van arbeidsanalytische en psychologische scholingsprincipes is het mogelijk de opleiding voor allerlei vakken (bijv. bankwerker, vormer, tekenaar enz.) tot een niveau dat tot nu toe omstreeks drie jaar leertijd eiste, in 1 à 2 kwartalen gereed te krijgen. In het bijzonder bij het optreden van structurele werkloosheid kunnen deze methoden van groot nut zijn.

De opleiding voor leidinggevende functies is moeilijk te vergelijken met de zojuist besproken vakscholing, maar toch is er enige overeenkomst in de te volgen methoden. Ook daarbij moet de analyse van de leerstof voorop staan. Toen in Amerika in Wereldoorlog II de behoefte ontstond aan een sterk vergroot arbeiderscorps, op korte termijn het passende leidinggevende kader toe te voegen is, met behulp van een nauwgezette analyse van de problemen waarmee werkmeesters, bazen en bedrijfsleiders op het gebied van werkinstructie, werkverhoudingen (d.i. omgang met mensen) en werkmethode-verbeteringen te maken hebben, een opleidingsschema voor dat kader opgesteld en onder de naam „Training within Industry” (T.W.I.) op zeer grote schaal in de practijk gebracht. Ook in Engeland werd het overgenomen en na de oorlog nog in vele andere landen. In Nederland wordt het toegepast onder de naam Bedrijfskadertraining (B.K.T.).

Het tot stand komen van een bevredigende, efficiency-bevorderende arbeidssfeer hangt in sterke mate af van de toegepaste wijze van beloning van de arbeid. Voor het vaststellen van een redelijke verhouding voor de loonhoogte voor functies van uiteenlopende aard, wordt gebruik gemaakt van werkclassificatie. Daarbij wordt elke functie geanalyseerd en beoordeeld naar een 5- tot 10-tal gezichtspunten, welke de moeilijkheid van het werk bepalen. Door het toekennen van beoordelingscijfers wordt voor elke soort arbeid een puntenaantal gevonden dat als maatstaf voor de loonhoogte kan worden gebruikt.

Behalve de op deze wijze verkregen differentiatie van de loonhoogte naar de aard van de arbeidsprestaties, is ook differentiatie naar de kwantiteit der prestaties gewenst. Dit onderwerp vormt, historisch gezien, een beginpunt van het streven naar wetenschappelijk, efficiënt bedrijfsbeheer.

F. W. Taylor verrichtte op het eind van de 19de eeuw baanbrekend werk met betrekking tot de wijze van vaststelling van de standaardtijd welke voor het verrichten van de werkzaamheden in de bedrijven nodig is. Hij bepleitte daartoe de toepassing van arbeidsanalyse en tijdstudies, in plaats van ruwe schatting van de benodigde werktijd. Een zo objectief mogelijk vastgestelde standaardtijd is de beste grondslag voor de taakstelling en daarmee voor de verschillende loon- en tariefsystemen welke een verband leggen tussen de geleverde prestatie-omvang en het bedrag dat boven het minimumloon wordt verdiend. Uit een oogpunt van nationale efficiency-bevordering is toepassing van wetenschappelijk verantwoorde tariefsystemen van primair belang.

De tot dusver behandelde uitingen van het efficiency-streven in de industrie hebben hoofdzakelijk betrekking op de menselijke factor. Daarnaast zijn nog een aantal onderwerpen van meer technisch-organisatorische aard te noemen. De arbeidsanalyse door middel van tijdstudies en eventueel film-opnamen kan, naar het voorbeeld van Taylor en Gilbreth, worden gebruikt voor verbetering van werkmethoden, o.a. voor het vaststellen van de meest efficiënte hand- en lichaamsbewegingen. In ruimer verband verschaft de analyse van het productieproces de grondslag voor een zo gunstig mogelijke indeling van de bedrijfsoppervlakte, opzet van de gebouwen en opstelling van de machines. Dit betreft de ruimtelijke coördinatie. Bovendien is er coördinatie nodig wat betreft de tijdstippen waarop de verschillende werkzaamheden plaats hebben. Dit vereist dat daarvoor „gepland” wordt. Aansluitend op deze plannen dient de werkvoorbereiding te worden verzorgd, waardoor belangrijke oorzaken van in-efficiency, zoals wachttijden (op materiaal, gereedschap, instructies of mede-arbeiders), veelvuldige wijzigingen van de instelling der machines en te grote tussenvoorraden, vermeden kunnen worden.

Het reeds genoemde principe der taakstelling dat met betrekking tot een efficiënte tijdbesteding van groot belang is, dient voor het verkrijgen van een efficiënt bedrijfsbeheer, toepassing te vinden ten opzichte van elk onderdeel der productiekosten en eveneens ten aanzien van de opbrengstcijfers. Een en ander houdt budgettering in van de uitgaven, de omzetten, de voorraden, de liquiditeit enz., d. w.z. het vaststellen van normen daarvoor.

De administratie van een bedrijf dient behalve als communicatie-middel tevens als grondslag voor contrôle en, mede daardoor, als uitgangspunt voor toekomstige maatregelen, waarbij rekening is gehouden met de tot dusver verkregen en geregistreerde ervaringen. De administratie, en de bedrijfsstatistiek als onderdeel daarvan, kan zodoende belangrijk bijdragen tot de vergroting van de bedrijfsefficiency, mits deze administratie zelf evenwichtig is ingericht en doelmatig uitgevoerd wordt.

Bij de berichtgeving in een bedrijf kan vaak, ter beperking van het daaraan verbonden werk gebruik worden gemaakt van de uitzonderingsregel, welke inhoudt dat alleen bij afwijking van de opgestelde plannen of normale omstandigheden, bericht wordt gezonden. In dit verband kan nog worden gewezen op het algemene efficiency-principe der normalisatie, dat op allerlei onderdelen van de productie en niet in de laatste plaats op de producten zelf kan worden toegepast en dat als doel heeft onnodige verscheidenheid op te heffen of te voorkomen. Ten slotte dient nog vermeld dat de wiskundige statistiek in vele gevallen als hulpmiddel kan worden gebruikt bij maatregelen tot vergroting van de efficiency van een bedrijf, o.a. ten dienste van de kwaliteitsbeheersing.

IR T. J. BEZEMER

< >