Vlaams schrijver, priester, rector van het Guislain-gesticht te Gent (Deinze 29 Juli 1887), schreef een bijbels spel in verzen, Verrijzenis (Tielt 1914), maakte naam met zijn bloemlezingen Onze Priester-Dichters (Antwerpen 1922) en Proza van Vlaamsche Priesters (ibid., 3 dln, 1923, 1926, 1927), doch trok vooral de aandacht door zijn vlotte kronieken en essays, die van een zeer grote belezenheid in de moderne literaturen blijk geven. Zijn jarenlange omgang met Karel van de Woestijne gaf aanleiding tot verschillende bijdragen tot de kennis van het leven en het werk van deze dichter, o.m. de voortreffelijke [i]Herinneringen aan K. v. d.
W.[/i] (Kortrijk 1930).Lit. (behalve de bovenaangehaalde werken): Mannen van Beteekenis, I (Psichari, Papini, Borsi) (Antw. 1923); Litteraire Profielen (14 dln, 1925-1947); Mannen van Beteekenis, II (K. v. d. Woestijne) (Brugge 1925); Litteraire Aktualiteiten (Brussel 1928); Inleiding tot K. v. d. Woestijne (Gent 1932); Litteratuur en Leven (Brussel 1934); Litteraire Twistappels (Gent 1936); Litteraire Schetsen (Leuven 1940).