Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 23-01-2023

Edward William ELGAR

betekenis & definitie

Sir, Engels componist (Broadheath 2 Juni 1857 - Worcester 23 Febr. 1934), was een zoon van W. H.

Elgar, die in Worcester een handel in muziek en muziekinstrumenten had, en bovendien organist was aan de R.K. St Georgekerk. Elgar verkreeg het merendeel van zijn vakkennis door het bestuderen van de muziek en door het bespelen van de instrumenten uit zijns vaders zaak. Bovendien overreedde hij zijn vader hem viool- en orgelles te geven, met het gevolg dat hij hem reeds spoedig bij de kerkdienst verving. Verder wierp hij zich op de studie van de compositie-leer. Na enkele jaren werd hij violist in het stedelijk orkest. Ook als dirigent kreeg hij gelegenheid zich te bekwamen: hij werd benoemd tot leider van het orkest van het stedelijk krankzinnigengesticht. Ondanks de veelzijdige opleiding die hij aldus zichzelf gaf, had de viool zijn voorliefde. Na een bezoek in 1879 aan Londen — waar hij vioolles nam bij Pollitzer — en aan Leipzig besloot hij echter zich geheel aan het componeren te wijden. In 1885 volgde hij zijn vader op als organist. In 1889 huwde hij Caroline Alice Roberts, die hem gedurende zijn loopbaan een grote steun is geweest.In 1890 werd op een festival te Worcester voor de eerste maal een werk van hem uitgevoerd: de Froissart-ouverture. Daarna worden zijn composities vaker ten gehore gebracht en stijgt zijn bekendheid regelmatig. Vooral de uitvoering in 1899 onder leiding van Hans Richter van de Enigma Variations — een aantal orkest-variaties (z variatie), waarvan elk een karakteristiek van een van zijn vrienden was — droeg tot zijn roem bij. In 1900 dirigeerde Richter op het Birmingham Festival de eerste uitvoering van The Dream of Geronlius — een oratorium*, gebaseerd op het gelijknamige stuk van kardinaal Newman — die door oververmoeidheid van de door de dirigent afgebeulde koorleden een mislukking werd. In 1901 en 1902 werd het werk in Duitse vertaling met doorslaand succes te Düsseldorf gespeeld. Elgar heeft zijn ganse leven het compliment dat hij bij die gelegenheid van Richard Strauss* ontving, als een van zijn hoogste onderscheidingen beschouwd.

Het eerste openlijke bewijs van waardering vormde het Elgar Festival te Londen in 1904 en de gelijktijdige verheffing in de adelstand. Verdere hoogtepunten waren zijn benoeming tot hoogleraar te Birmingham in 1905, de uitvoering in 1908 van de eerste symphonie, en de wereldpremière van het door Fritz Kreisler gespeelde vioolconcert in 1910. Gedurende Wereldoorlog I componeerde Elgar veel gelegenheidsmuziek, o.a. de symphonische prelude Polonia (1915) en een Ode for the Fallen (1918). Onmiddellijk na de oorlog schreef hij drie kamermuziekwerken. Zij behoren met uitzondering van enkele jeugdwerken, tot zijn enige composities op dit gebied. In igig volgde nog de première van een celloconcert.

De dood van Lady Elgar in 1920 betekende een grote slag voor de componist, en daarna heeft hij geen werk meer geschreven dat de vorige in betekenis evenaarde. In 1932 gaf de B.B.C. hem opdracht tot het schrijven van een symphonie, en organiseerde een Elgar Festival. In Oct. 1933 werd Elgar echter ernstig ziek en hij overleed in Febr. 1934. In zijn nalatenschap bevonden zich een onvoltooide symphonie, en schetsen voor een opera, The Spanish Lady, gebaseerd op Ben Johnson’s The Devil is an Ass.

Bibl. Voornaamste orkestwerken: 2 symphonieën (1908 en 1911); ouvertures, o.a. Cockaigne (1902) en In the South (1904); Enigma Variations (1899); 6 militaire marsen Pomp and Circumstance (1901 en 1930); vioolconcert (1910); celloconcert (1919). Voornaamste koorwerken: de cantatesThe Black Knight (1893), King Olaf (1896) en Caractacus (1898); de oratoria The Dream of Gerontius (1900), The Apostles (1903) en The Kingdom (1906). Verder motetten, psalmen, koorliederen, waarvan sommige met solisten en orkest. Kamermuziek: sonate voor viool en piano, strijkkwartet, pianokwintet (alle uit 1919), vele liederen, waarvan sommige met instrumentale begeleiding.

Lit.: E. Newman, E. (London 1906); R. J. Buckley, Sir E. (1905, 2de dr. 1925); B. S. Maine, E. his life and works (2 dln, 1933); J. F. Porte, E. and his music (1933); W. H. Reed, E. as I knew him (1936); Mrs R. Powell. E. E. memories of a variation (Oxford 1937, 2de dr. 1947); Th. F. Dunhill, E. E. (1938).

< >