Sir, Engels jurist (Mileham, Norfolk, 1 Febr. 1552 - Stoke Pogis 3 Sept. 1634), ontving zijn opleiding bij Trinity College, Cambridge en bij de Inner Temple, werd in 1578 advocaat, en bekleedde, van 1592-1616, een aantal rechterlijke ambten als dat van Solicitor General, Attorney-General en Chief Justice — hij was de eerste die deze titel droeg — van het Court of Common Pleas en van de King’s Bench. In het laatstgenoemde jaar in ongenade gevallen en afgezet, ten gevolge van een van zijn conflicten met de kroon, sloot hij zich aan bij de parlementaire oppositie, als wier leider hij in 1628 een aanzienlijk aandeel had in de opstelling van de Petition of Rights, een protest tegen het persoonlijk regime van de koning en tegelijk een vastlegging van onaantastbare rechten der burgers; deze Petition, door Karel I bevestigd, vormt tot op deze dag een van de belangrijkste waarborgen der Engelse volksvrijheid.
In hetzelfde jaar trok hij zich uit het parlement terug, om zich verder geheel te wijden aan het werk, waaraan hij vele jaren had gearbeid, een volledige beschrijving van het Engelse recht van zijn tijd. Van dit werk, de Institutes, verscheen het eerste deel, Coke upon Littleton, nog bij zijn leven; de verdere drie delen zagen eerst na zijn dood het licht.Coke’s positie als jurist, en later als staatsman, kan alleen worden begrepen uit zijn verknochtheid aan en bewondering voor de Common Law, het overgeleverde en, in hoofdzaak althans, uit volksgebruik en volksovertuiging geboren Engelse recht. Dit recht werd door hem geëerd en gediend als gold het een geloof: het moest worden hooggehouden als eerste, aloverheersende en onovertrefbare landswet, en verdedigd tegen elke inbreuk door concurrerend recht en tegen elke aantasting door wereldlijk en kerkelijk gezag. Vandaar Coke’s strijd op vele fronten: tegen de geestelijke en andere bijzondere rechtbanken en de daar toegepaste afwijkende rechtsregels, tegen de koning en de koninklijke besluiten, en tegen de correcties die het Chancery Court, door middel van de Equity, een jonger en soepeler recht, ten aanzien van de Common Law poogde aan te brengen. In al deze conflicten wist hij de common law ter overwinning te voeren, behalve in de strijd met de Equity; hier stelde de koning zich achter het nieuwere recht; de Common Law moest wijken en Coke, in 1616, als hierboven vermeld, aftreden.
Men heeft zich afgevraagd hoe Coke, als fel tegenstander van een koninklijk gezag dat zich boven de wet stelde, zo vele jaren als solicitor-general en attorney-general, dus in wezen als vertegenwoordiger van de kroon, heeft kunnen dienen. Dit wordt dan verklaard uit het verschil tussen de houding van Elisabeth, die haar wil aanpaste aan de wet, en die van de eerste Stuarts, die krachtens het „droit divin” een aan de wet onttrokken autoriteit opeisten.
Coke’s publicistisch werk bestaat, buiten enige kleinere en minder belangrijke geschriften over rechten op onroerend goed, uit zijn Reports, notities, vnl. omtrent gevallen door hemzelf berecht (elf delen, verschenen tussen 1600 en 1615, en een twaalfde en dertiende deel, uitgegeven na zijn dood, in 1655 en 1658) en de reeds genoemde Institutes (eerste deel verschenen 1628, drie verdere delen 1641). Dit laatste werk behoort tot de, in Engeland zeldzame, books of authority, de boeken welker inhoud voor de rechter dezelfde bindende kracht heeft als een precedent, een vroegere rechterlijke beslissing omtrent een soortgelijke rechtsvraag. Deze uitzonderlijke autoriteit heeft zich gehandhaafd, door drie eeuwen heen, ondanks scherpe critiek: de theorie van de onovertrefbare waarde der Common Law is bestreden door mannen als Hobbes en Bentham, en men is het er over eens dat Coke noch een scherp denker noch een deugdelijk stylist is geweest. Daartegenover staan echter qualiteiten die het gezag van de Institutes begrijpelijk maken: ze zijn de eerste samenvatting van het gehele Engelse recht zoals het zich in de aanvang van de 17de eeuw had ontwikkeld, ze wijzen de richting aan waarin de common law zich verder heeft kunnen ontplooien in overeenstemming met de eisen van het maatschappelijk verkeer, ze maken een einde aan de onzekerheid van het middeleeuwse recht met zijn uiteenlopende regels en concurrerende gerechten, en ze vestigen, meer dan enig vroeger of later werk heeft gedaan, de rule of law, het beginsel waarbij geen staatsrechtelijk besluit en geen strafrechtelijk ingrijpen wordt gedoogd als het niet strikt beantwoordt aan de wet.
Aan zijn verdienste, bij het consolideren van deze rule of law, dankt Coke bovenal zijn prestige, en de plaats die Engeland hem onder zijn grote mannen toekent. „Wat Shakespeare voor de literatuur heeft gedaan, en Bacon voor de wijsbegeerte, wat de bijbelvertaling heeft gedaan voor het geloof, dat heeft Coke gedaan voor het Engelse recht,” aldus Sir William Holdsworth.
PROF. MR I. KISCH
Lit.r Holdsworth, A History of English Law V, p. 423 v. (London 1924); Idem, Some Makers of English Law (Cambridge 1938); Lord Birkenhead, Fourteen English Judges (London 1926); Campbell, Lives of the Chief Justices (1849-1857); Foss, Judges of England (1848-1864); W. Seagle, Men of Law (N.Y. 194.7),blz. 162-188; monographieën van Woolrych (1826), C. W. Johnson (1837); H.
Lyon, H. Block (London 1929) en G. W. James (1929).