Vlaams schilder (Brussel 28 Apr. 1879), studeerde aan de Academie in zijn geboortestad en begon als impressionnist te Watermaal; zijn vroegste werk dateert uit 1905. Tijdens Wereldoorlog I verbleef hij te Londen; terug in België vestigde hij zich te St Lambrechts-Woluwe; later ondernam hij een reis naar Portugal.
In 1927 veroverde hij zijn eigen stijl, in een verhalende, naïeve trant. Deze werd gestimuleerd door zijn reeksen houtsneden ter herinnering aan zijn vriend Rik Wouters en de illustraties, die hij maakte voor legenden en sprookjes. Ook vond hij inspiratie in de grof gekleurde platen van Epinal en Turnhout. Zijn onderwerpen vindt hij in de folklore, in de entourage van kermissen en circussen en in zijn dagelijkse omgeving: taferelen met zijn vrouw in interieur, huisraad en doorkijkjes op straat. Vele van zijn schilderijen bevatten autobiografische elementen. Voorts schildert hij portretten van kinderen en jonge vrouwen en ook stadsgezichten en stillevens. Zijn werkwijze wordt gekarakteriseerd door een zekere onbeholpenheid, een natuurlijke argeloosheid, humor en speelse fantasie. Zijn coloriet, van grote zuiverheid en fijn geschakeerd, doet soms aan Matisse en Vuillard denken.PROF. DR JOZEF MULS
Lit.: Jean Milo, E. T. (Paris 1930); Luc et Paul Haesaerts, L’Impressionnisme (Paris 1931); Bibl. des livres illustrés par E. T. (Bruxelles 1931); Louis Lebeer, De VI. Houtsnede (Brugge 1935); Idem, E. T. graveur (Bruxelles 1937); Jozelf Muls, E. T. (Bruxelles 1943); M. Roelants, E. T. (Antwerpen 1948); cat. tent. 1951 met inl. van Em. Langui (Rotterdam 1951).