is de naam van de zetel der Duitse Orde gevestigd te Utrecht (zie balije). Het eerste Duitse Huis werd opgericht buiten de muren van voornoemde stad, tegenover de Sint Geertruidekerk, ca 1231.
Dit huis met de daarbij behorende kapel werd echter in 1343, tijdens het beleg van de stad door graaf Willem IV, verwoest. In 1347 werden de Duitse Ridders door bisschop Jan van Arkel in Utrecht zelf opgenomen, waar ze zich voorgoed vestigden. Op dat ogenblik was de Duitse Orde in de Nederlanden reeds aanmerkelijk in aanzien en rijkdommen gestegen. Huizen waren opgericht te Valkenburg, Maasland, Leiden, Middelburg, Schelluinen, Rhenen, Tiel, Nes en op andere plaatsen, die nagenoeg alle ressorteerden onder het Duitse Huis of Balije van Utrecht. Slechts hoog-adellijke personen werden er in opgenomen. Alleen zij, die in het bezit waren van vier stamdelen van oud-ridderlijken huize of konden bogen op tenminste tweehonderdjarige adeldom, konden er deel van uitmaken.Tijdens de hervorming gingen ook zij, zoals de meeste huizen der Duitse Orde tot de Nieuwe Leer over. Door keizer Napoleon in 1811 opgeheven, werd het Duitse Huis, de Balije van Utrecht, in 1815 in het Koninkrijk der Nederlanden hersteld. Het Duitse Huis bestaat heden nog. De leden leggen slechts weinig activiteit meer aan de dag, doch vergenoegen zich eenvoudig tot het innen van de nog zeer belangrijke inkomsten dezer instelling.H. DESMEDT
Lit.: o.m. W. Moll, Kerkgesch. van Nederland vóór de Hervorming (Utrecht 1867), II, 2, blz. 141 en volg.; H. J. A. Coppens, Algemeen Overzicht der Kerkgesch. van Noord-Nederland, 2de uitg. (Utrecht 1902), blz. 284-285; H. J. Royaards,Gesch. van het gevestigde Christendom en van de Christelijke Kerk in Nederland (Utrecht 1853), II, blz. 241 en volg.; Ridderlijke Duitse Orde. Land-Commandeurs der Utrechtsche Balie 1260-1620 (Tijdschr. voor Gesch., Oudh. en Stat. van Utrecht, VII (1841), blz. 73 en volg.).