(1) (officieel Kingston-Upon-Hull), stad (County Borough) in het graafschap East Riding van Yorkshire in het O. van Engeland, aan de linkeroever van de Humber, telt (1949) ca 298 000 inw. op 37 km3. De stad ligt laag, gedeeltelijk zelfs (tijdens de vloed) onder de waterspiegel zodat dijken en sluizen haar voor overstromingen moeten beschermen.
Het oudste doch in Wereldoorlog II sterk beschadigde deel van de stad is typisch middeleeuws met nauwe straatjes en enkele oude huizen.De Holy Trinity Church uit de 14de eeuw in de specifiek vroeg-Engelse decoratiestijl is een der oudste bakstenen gebouwen in Engeland die nog voor het oorspronkelijk doel worden gebruikt en tevens een der grootste parochiekerken van Engeland. Verdere belangrijke bouwwerken zijn de St Mary Church, eveneens uit de 14de eeuw, de Guildhall, Wilberforce House, City Hall en Feren’s Art Gallery. Huil is het belangrijkste centrum van onderwijs van East Riding. Behalve 27 middelbare scholen is er een public school en een universiteit. De haven van Huil, waar het verkeer met het N. van Europa zich concentreert, is een der voornaamste van Groot-Brittannië. Ook met Nederland heeft zij veel handel (Rotterdam en Harlingen).
Er zijn veel dokken en de houthaven is op een na de grootste van het land. Zij is bovendien het belangrijkste centrum van visserij ter wereld. Ca 1/6 van de bevolking leeft van de visserij. Uitgevoerd worden vnl. steenkool en cokes; verder Engelse industrieproducten. Ingevoerd worden tarwe, oliehoudende zaden, wol, hout, petroleum en levensmiddelen. Huil heeft tevens een uitgebreide industrie.
De stad heeft onder Wereldoorlog II veel onder bombardementen geleden. Vele fabrieken werden verwoest, doch verschillende er van zijn weer opgebouwd en in de meeste gevallen is de productie weer op vooroorlogs peil gebracht.
Hull, oorspronkelijk een bezitting van de Cisterciënser abdij van Meaux (in de Wolds), dankt haar ontstaan zowel als haar positie als wolhaven aan deze abdij, die grote kudden schapen hield. Zij heette toen Wyke upon Huil; haar tegenwoordige naam dankt zij aan Eduard I, die haar in 1296 stadsrechten verleende. In de 14de eeuw was zij met Londen en Bristol de drukst bezochte haven van Engeland. Zij nam nog in betekenis toe door de verzanding van de haven van Hedon en Boston, vervolgens door de toenemende scheepsgrootte, waardoor Beverley onbereikbaar werd, en ten slotte door de ontsluiting van het achterland door middel van kanalen. Overslag van zeeschepen en lichters is kenmerkend voor de havenbeweging van Huil. De bouw der dokken begon eerst in 1778 (Queen’s Docks).
Lit.: Handbook to H. (Huil 1925); A. B. W. Barkworth, The City and County of Kingston- upon-Hull (Scarborough 1926).
(2), stad in de Canadese provincie Quebec, op 45° 25' N.Br. en 76° o' W.L. v. Gr., tegenover (en industrie-voorstad van) Ottawa, eveneens aan de Ottawarivier (waarover drie bruggen). Het aantal inwoners bedraagt in 1950 ruim 36 500 inw. (1941 32 947). De door de rivier geleverde electrische energie wordt behalve voor huishoudelijk gebruik o.a. benut voor de in de stad gevestigde pulp-, papier- en lucifersfabrieken en voor de spoorweg Huil - Ottawa en Aylmer. Naast genoemde industrieën is er ook nog ijzer- en staalfabricage, vleesconserven- en kledingindustrie.