noemt men in de wiskunde de verhouding van twee deelverhoudingen van eenzelfde lijnsegment, dus
AP/PB : AQ/QB , wat gewoonlijk aldus wordt geschreven: (A, B, P, Q) of ook wel {a, b, p, q }, wanneer a, b, p, q, de afstanden der vier genoemde punten tot een willekeurig gekozen nulpunt voorstellen. Op te merken valt, dat uit vier punten (of vier getallen) zes verschillende dubbelverhoudingen kunnen worden gevormd, waarvan de waarden echter op eenvoudige wijze met elkander in verband staan. Hoewel het begrip dubbelverhouding ook zuiver algebraïsch kan worden beschouwd, is het toch van het meeste belang voor de meetkunde, waarbij het niet alleen op vier punten van een rechte lijn, maar ook op vier-stralen door één punt van een plat vlak (dus vier stralen van een stralenwaaier) en op vier vlakken door één straal (zie vlakkenwaaier) wordt toegepast; de dubbelverhouding der vier stralen a, b, p, q is dan
sin ∠ ap/sin ∠ pb : sin ∠ ap/sin ∠ pb ,
terwijl men bij vier vlakken van een vlakkenwaaier deze formule op de onderlinge standhoeken toepast. Daar de dubbelverhouding bij projectering en snijding niet verandert (zie invariant) is de gehele projectieve meetkunde als de leer van de onderlinge betrekkingen tussen dubbelverhoudingen op te vatten.