is in de projectieve meetkunde de gebruikelijke naam voor rechte lijn en duidt in de metrische meetkunde de afstand van een punt van een cirkelomtrek of boloppervlak van het middelpunt aan, en dus de helft van een middellijn of diameter.
Straalcoördinaten.
1. In de planimetrie zijn het de tangentiële coördinaten van een rechte lijn.
2. stereometrie. Wanneer (a1 a2, a3, a4) de vier homogene coördinaten van een vlak 𝛼 (z coördinaten) en (b1 b2, b3, b4) die van een vlak 𝛽 zijn, noemt men de zes minoren van de matrix |a1 a2, a3, a4, b1 b2, b3, b4| de vlak-straalcoördinaten (of kortweg straalcoördinaten of lijncoördinaten) of Plückerse coördinaten van de snijlijn l van ⍺ en 𝛽, met dien verstande, dat deze zes grootheden niet onafhankelijk zijn, maar door de fundamentaalrelatie P12 P34+ P13 P42 +P14P23 = 0 (waarin pij de minor a1 aj bi bj| voorstelt) zijn verbonden. Evenzo vormt men uit twee puntcoördinaatgrepen de punt-straalcoördinaten of anti-Plückerse coördinaten qij van een straal m, die aan eenzelfde fundamentaalrelatie zijn onderworpen (z complex, graadkromme, stralenruimte en lijnenmeetkunde).
