Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 23-01-2023

DROYSEN, Johann Gustav

betekenis & definitie

Duits geschiedschrijver en staatsman (Treptow, in Pommeren, 6 Juli 1808 - Berlijn 19 Juni 1884), zoon van een veldpredikant bij een kurassiersregiment, werd in 1835 buitengewoon en in 1840 gewoon hoogleraar in de geschiedenis, eerst in Kiel, in 1851 in Jena en in 1859 in Berlijn. Als politicus was hij een van de leiders van de Duits-nationale beweging in Sleeswijk-Holstein; de bondsdag in Frankfort in 1848 woonde hij als de vertrouwensman van de Sleeswijk-Holsteinse voorlopige regering bij.

In tegenstelling tot Ranke was Droysen speculatiever, romantischer en wijsgeriger, zedelijk waarderend en oordelend in zijn geschiedschrijving, waarmee hij politiek werken wilde en die hij in zijn Historik rechtvaardigde. Anti-liberaal, stelde hij de wezenlijke betekenis voor de staat van de machtsfactor op de voorgrond, al moest die macht opgebouwd zijn op de grondslag van recht en „vrijheid” (in Hegeliaanse zin). Wijsgerig onder de invloed van Hegel, politiek onder die van de overwinningen van 1813 en de machtsontplooiing van Pruisen, vereerde hij de sterke staat als een noodzakelijke voorwaarde voor welvaart en beschaving. Vanuit deze politieke en ethische waarderingen, ontleend en getoetst aan het heden, beoordeelde en veroordeelde hij historische personen en gebeurtenissen. Door de streng volgehouden en de vast op de primaire bronnen gebouwde visie is zijn Geschichte der preussischen Politik een meesterwerk en zijn voorstelling van de wereldhistorische betekenis van Alexander de Grote en van het Hellenisme, welke term Droysen het eerst voor de cultuur van deze gehele periode heeft gebruikt (23 jaar oud, in een brief van 1831), heeft de latere geschiedschrijving veelszins de weg gewezen.

Bibl.: Geschichte Alexanders des Grossen (1833) (herdr. in 1933 met inl. van H. Berve), later voortgezet in de Gesch. d. Hellenismus (1843), 2 dln. De 2de dr. bevat onder deze titel de drie delen (1877-’78); Geschichte der preussischen Politik, 12 dln (onvoltooid; loopt tot 1756) (1855); Leben des Feldmarschalls Grafen York von Wartenburg (1851), 3 dln; Vorlesungen über die Freiheitskriege (1846), 2 dln; Grundriss der Historik (gedrukt in 1858; in de handel in 1868; uitgave door Rudolf Hübner 1937); Abhandlungen zur neueren Geschichte (1876); Kleine Schriften zur alten Geschichte (1893-’94); Politische Schriften hrsg. v. F. Gilbert (1933); Briefwechsel, hrsg. v. Rudolf Hübner, 2 dln (1929); Duitse vertal. van Aeschylus, Aristophanes.

Lit.: G. Droysen, J. G. Dr., dl I (1910) (onvoltooid, slechts tot 1848); F. Meinecke, J. G. Dr. in Histor. Zeitschr. 141 (1930); Otto Hintze, in Allg. Dtsche Biogr. dl 48 (ook in Hist. u. Politische Aufsätze, dl IV); M. Duncker in Preuss. Jahrb. dl 54 (1884), blz. 141 vv.; F. Gilbert, J. G. Dr. und die preussisch-dtsche Frage (1931); Otto Hintze, Dr. und der dtsche Staatsgedanke, in Zeitschr. f. d. gesamte Staatswiss.dl 88 (1930); R. Hübner, Dr.’s Vorlesungen über Politik in Zeitschr. f. Politik dl 10 (1917), blz. 325 v.; E. Rothacker, Droysens Historik in: Histor. Zeitschr., dl 161 (1940), vgl. E. Meister in Histor. Vierteljahrschr. dl 23 (1926).

< >