Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 23-01-2023

DROGIST

betekenis & definitie

Tot de invoering in Nederland van de wet, regelende de uitoefening der artsenijbereidkunst van 1865, bestond in Nederland een examen, dat de bevoegdheid verleende om onbewerkte geneesmiddelen, speciaal drogerijen en ruwe chemicaliën, te verkopen. De eisen, waaraan de drogist bij dit examen moest voldoen en de rechten, die hij daarbij verkreeg, waren geregeld bij de wet van 1818.

De toenmalige drogist was in hoofdzaak groothandelaar. Na 1865 is het examen voor drogist niet meer afgenomen. Wel is de titel behouden gebleven; deze wordt thans gebruikt ter aanduiding van de kleinhandelaar in geneesmiddelen, die, zonder daartoe een bijzondere bevoegdheid te bezitten, geneesmiddelen verkoopt. In latere jaren is door een vereniging van drogisten, de Algemeene Nederlandsche Drogistenbond, een examen ingesteld en een diploma voor drogist uitgereikt. Sinds 1942 is bij deze examens een gecommitteerde van het ministerie van Economische Zaken aanwezig. Het drogist-diploma geeft echter geen wettelijke rechten. Voor zover men de bestaande wetten niet overtreedt, staat de handel in de door de drogist verkochte artikelen aan ieder vrij.Wel is echter door particulier initiatief een regeling tot stand gekomen, die zekere eisen stelt voor vakbekwaamheid en plaats van vestiging. Naast de Algemeene Nederlandsche Drogistenbond bestaan twee confessionele bonden, terwijl de drogisten in de Organisatie van het Bedrijfsleven zijn ondergebracht in een ondervakgroep. Voorts kent men nog de Pharmaceutische Kleinhandelsconventie, die het bovenbedoelde toezicht op vestiging enz. uitoefent.

In België werd sedert de wet van 19 Mrt 1818 een diploma van drogist en herborist afgeleverd door de Provinciale Geneeskundige Commissies; de drogisten waren vooral groothandelaars, bemiddelaars

tussen fabrikant en apotheker. Bij K.B. van 30 Apr. 1895 werd het examen opgeheven, ofschoon het diploma in rechte bleef bestaan. Bij de wet van 17 Febr. 1948 werd het afgeschaft. De drogist is thans kleinhandelaar, die in de geneeskunde gebruikte stoffen verkoopt voor een niet geneeskundig doel, verder drogerijen, kruiden, enz.; hij kan zich zonder diploma en zonder speciale kennis als drogist vestigen. De Beroepsvereniging der Drogisterij (sedert 1908) heeft in 1933 te Brussel een Drogerijschool opgericht, sedert 1947 dagschool, die een officieel erkend diploma aflevert. Zij voert een actie tot regeling van het beroep en wettelijke bescherming van het diploma van de drogist.

< >