Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 23-01-2023

DRIEVLAKSHOEK

betekenis & definitie

is het deel van de ruimte, dat door drie elkander in één punt snijdende vlakken (zie drievlak) wordt begrensd. De vlakke hoeken, door de drie snijlijnen of ribben gevormd, heten de zijden, en de tweevlakshoeken, door de drie vlakken twee aan twee gevormd, de hoeken van de drievlakshoek.

Indien men uit een punt binnen de drievlakshoek loodlijnen op de drie zijvlakken neerlaat en deze door vlakken verenigt, dan heet de daarbij gevormde drievlakshoek, waar binnen het hoekpunt van de eerste gelegen is, de pooldrievlakshoek van deze, terwijl gemakkelijk is in te zien, dat dan ook omgekeerd de eerste drievlakshoek de pooldrievlakshoek van de tweede genoemd moet worden en dat de zijden van een drievlakshoek de supplementen van de hoeken van de pooldrievlakshoek en omgekeerd de hoeken van een drievlakshoek de supplementen van de zijden van de pooldrievlakshoek zijn. Ter bepaling van de grootte der zijden en hoeken van een drievlakshoek beschrijft men gewoonlijk een bol om het hoekpunt als middelpunt, waardoor een boldriehoek (zie driehoek) ontstaat, waarvan de zijden en hoeken (in graden uitgedrukt) even groot zijn als die van de drievlakshoek. Voor de zijden en hoeken van een drievlakshoek (en dus tevens voor die van een boldriehoek) gelden de volgende ongelijkheden:1. de som van twee zijden is groter en haar verschil kleiner dan de derde zijde;
2. tegenover een grotere zijde staat een grotere hoek en omgekeerd;
3. de som der zijden is kleiner dan 360°;
4. de som der hoeken is groter dan 180° en kleiner dan 540°. (Voor de betrekkingen tussen de zijden en de hoeken zie driehoeksmeting.)

< >