haven- en garnizoensstad in het Engelse graafschap Kent, aan het smalste gedeelte van het Engelse Kanaal, tegenover Calais. In hoofdzaak neemt zij de hellingen van het dal van de Dour in.
Aangezien de natuurlijke havenbocht zeer klein is, heeft men door reusachtige havendammen een kunsthaven gemaakt. De Admiraltypier (uit graniet en betonblokken gebouwd en 1400 m lang) en de Prince of Wales Pier beschermen de handelshaven, die behalve uit een getijhaven, uit een tweetal dokhavens bestaat. Verder oostwaarts omsluiten een tweetal golfbrekers (met een lengte van 3000 m) de oorlogshaven van 250 ha, genoeg voor een vloot van 25 der grootste oorlogsschepen. Dover heeft een zeer frequente stoombootverbinding met Calais en Oostende, en een drukke spoorlijn over Folkestone en Ashford naar Londen. Het scheepvaartverkeer (binnengekomen schepen) bedroeg in 1938 (hoofdzakelijk veerdienstboten): 3715 schepen met 3,7 millioen reg. ton inhoud.Op de Western Heights ligt de citadel, met kazernes. Het eigenlijke oude kasteel van Dover, waarvan de oudste delen uit de Romeinse tijd dateren, ligt aan de oostzijde van de stad; dit bevat o.m. de kerk St Mary in the Castle uit de Saksische tijd en een toren uit de tijd van Hendrik II. In de stad (1946: 31.120 inw.) behoren tot de voornaamste gebouwen o.a. het ten dele 13de-eeuwse stadhuis, de ruïnes van een oud Benedictijner-klooster en de St Mary-kerk.
Dover is het Romeinse Dubris, een der forten aan de Angelsaksische kust. Vooral na de verovering van Engeland door de Normandiërs werd het een belangrijke haven en militair steunpunt. Het was de voornaamste der Cinque Ports. In 1642 werd het door het Parlementsleger veroverd; Karel II landde er in 1660.
PROF. DR H. J. KEUNING
Lit.: S. P. H. Statham, History of the castle, town and port of D. (London 1899).