Duits patholoog (Lagow, Brandenburg, 30 Oct. 1895), studeerde geneeskunde te Kiel, waar hij in 1921 promoveerde. Na enige jaren als privaatdocent onderwijs te hebben gegeven in de algemene pathologie en pathologische anatomie aan de Universiteit van Greifswald, vertrok hij in 1927 in een dergelijke functie naar Münster, waar hij een jaar later werd benoemd tot buitengewoon hoogleraar.
Tevens nam hij in 1927 de leiding op zich van het Instituut voor experimentele pathologie en bacteriologie van de I.G. Farben Industrie te Elberfeld. In 1932 toonde hij aan dat de in hetzelfde jaar door Mietsch en Klarer synthetisch bereide stof sulfanilamido-chrysoidine, later prontosil rubrum genoemd, muizen in belangrijke mate beschermde tegen infecties met streptococci; de stof werd bij deze proeven niet ingespoten, maar toegediend met het voedsel. Uiterst zorgvuldig werkte Domagk deze ontdekking uit, alvorens over te gaan tot toepassing bij de mens en publicatie der resultaten. De eerste, die met het middel werd behandeld, was zijn eigen zoon, die hierdoor van een ernstige streptococcen-sepsis genas. Het artikel van Domagk in de Deutsche Med. Wochenschrift van 1935 vormt een mijlpaal in de ontwikkeling der chemotherapie. Domagk kreeg tal van onderscheidingen; in 1939 werd hem de Nobelprijs toegekend voor geneeskunde en physiologie, die hij evenwel van het Nazi-regime niet mocht aanvaarden. De laatste jaren hield Domagk zoch vooral bezig met het zoeken van een middel tegen tuberculose, naar het schijnt niet zonder succes, want de stof TB I 698, ook aangeduid als thiosemicarbazone CH3.CO.NH ⬡ CH=N.NH.CS.NH3 heeft volgens recente berichten een duidelijk gunstige werking, zij het ook niet zeer sterk.Bibl.: Deutsche med. Woch., 61, 250 (1935); Domagk-Hegler, Die Chemotherapie bakterieller Infektionen, 3de dr. (Leipzig 1944); Beiträge z. Klin. d. Tuberkulose 101, 365, 1948.