Grieks rhetor en geschiedschrijver, vestigde zich in 30 v. Chr. te Rome, waar zijn omgang met leden van de senaatspartij bijgedragen heeft tot het aristocratische standpunt, dat hij in zijn werk over de Romeinse geschiedenis (Ῥωμαἴκή ἀϱχαιολογία, d.i.
Romeinse Oudheden) blijkt in te nemen. Dit werk beoogde aansluiting aan het Griekse geschiedwerk van Polybios over Rome en behandelt de oudste geschiedenis tot kort voor het uitbreken van de Eerste Punische Oorlog. Van de 20 boeken zijn er 11 bewaard, van de rest alleen fragmenten en een uittreksel. Het werk was niet minder als rhetorisch pronkstuk en model van classicistische stijl dan als geschiedenis bedoeld; in zijn laatste hoedanigheid wordt het niet zeer hoog gesteld. Meer bekendheid verdient Dionysios om zijn stijlcritische studies, met name over de Attische redenaars en Thucydides, waarbij hij steunt op de verstandige beginselen van Caecilius van Kalakte. De Franse en Engelse literaire aesthetica van de 17de en 18de eeuw (Boileau, Pope) staat onder zijn invloed.Bibl.: Uitgave van het geschiedwerk: Antiquitates Romanae, ed. C. Jacoby (Leipzig 1885-1925); van de op rhetorica en stijlcritiek betrekking hebbende werken door Usener-Radermacher (Leipzig 1899-1929); tekst met Eng. vert.: On literary Composition en The three literary Letters, door W. Rhys Roberts (1910 en 1901); zie ook S. F. Bonner, The literary treatises of Dionysius of Halicamassus (Cambridge 1939). Van het geschiedwerk verschijnt sinds 1937 een uitg. m. Eng. vert. van E. Cary in The Loeb Classical Library in 7 dln, waarvan in 1949 6 dln verschenen zijn.