Italiaans geschiedschrijver en dichter (Florence, kort voor 1260 - 26 Febr. 1324), was een tijdgenoot en vriend van Dante. Waarschijnlijk in zijn jeugd schreef hij de canzonen en sonnetten, die op zijn naam staan, wellicht ook het allegorische gedicht L’Intelligenza in negenregelige strofen, waaruit een opvatting van de liefde aan de dag treedt, niet ongelijk aan die van Guinizelli.
Zijn hoofdwerk echter — over welks echtheid de vorige eeuw veel te doen is geweest, maar dat sedert het onderzoek van prof. I. Del Lungo met stelligheid aan hem is toe te schrijven — is de in 1310-’12 ontstane Cronica delle cose occorrenti ne’ tempi suoi. Compagni, die tot het zijdehandelsgilde behoorde en te Florence hoge functies bekleedde (1282-’99 gildeconsul, 1282 voorman der democratische hervorming, 1289 prior, 1293 baanderheer van justitie, 1302 opnieuw prior), heeft ook aan de partijstrijd in zijn stad krachtig deelgenomen. In 1300 bood hij, als een der „Witten”, met Dante het hoofd aan de politiek van paus Bonifacius VIII; toen Karel van Valois Florence binnentrok (1302), moest dan ook Compagni met de andere Witten in ballingschap gaan.
Hij verliet het publieke leven, en schreef daarop in afzondering, aangespoord door de komst van Hendrik VII in Italië, zijn kroniek. Daarin behandelt hij (in 3 boeken) alle gebeurtenissen van 1280 af als ooggetuige, levendig, nauwgezet en met een sterk bewustzijn van vaderlandse plicht. Deze „cronaca diniana” is een gewichtig naslagwerk voor die bewogen tijd der Italiaanse geschiedenis.MR H. VAN DEN BERGH
Bibl., lit.: I. del Lungo, D. C. e la sua Cronica (Firenze 1879-87), 3 dln; Idem, Storia esterna vicende awenture d’un piccolo libro de’ tempi di Dante (Roma 1917-’18), 2 dln. In dl 2 van eerstgenoemd werk de ,,Cronica” zelf, met commentaar, welke samen met de tekst opnieuw opgenomen in een nieuwe uitg. (Firenze 1929) naar Muratori (uit diens: Rerum Itabcarum scriptores, dl IX). Bloemlezing u. d.,,Cronica” van D.
C. en de kroniek van Villani, door N. Zingarelli (Firenze 1935).