is de naam van de dochter van de aartsvader Jacob bij zijn vrouw Lea, door Sichem onteerd, door Simeon en Levi gewroken. Haar geschiedenis wordt in Genesis 34 verteld.
Dit hoofdstuk wordt door velen beschouwd als samengesteld uit twee verhalen, die, hoewel onafhankelijk van elkaar, tot in bijzonderheden op elkaar gelijken. Allerlei splitsingen werden voorgesteld; geen hypothese vermocht de bovenhand te verkrijgen. Integendeel, de letterkundige eenheid werd door B. Eerdmans, P. Volz-W. Rudolph, M. Noth verdedigd. De laatste is bovendien geneigd Jacob uit het verhaal te elimineren, en misschien zelfs Dina. Te vermelden is nog dat Gen. 34 niet mag worden verward met het geschiedverhaal van Ri (Jud.) 9.PROF. DR J. COPPENS
Lit.: B. Eerdmans, Alttest. Studien, dl I: Die Komposition der Genesis (Giessen 1908); P. Volz-W. Rudolph, Der Elohist als Erzähler. Ein Irrweg der Pentateuchkritik? (Giessen 1933); M. Noth, Ueberlieferungsgeschichten des Pentateuch (Stuttgart 1949).