zijn verbindingen, die tweemaal een ketongroep (CO) bevatten (zie ketonen). Hun eigenschappen verschillen al naarmate de twee ketongroepen naast elkander geplaatst zijn (1,2-diketonen) of dat er één (1,3-diketonen) of twee koolstofatomen tussen geplaatst zijn (1,4-diketonen).
Het eenvoudigste 1,2-diketon is het diacetyl, butaandion CH3.CO.CO.CH3 een gele vloeistof, die bij 89 gr. C. kookt.Alle 1,2-diketonen zijn geel in tegenstelling tot de 1,3- en 1,4-diketonen. Het diacetyl is na glyoxaal, een di-aldehyde H.CO.CO.H, de eenvoudigste gekleurde organische verbinding; deze kleur vindt haar oorsprong in het verschijnsel dat de beide dubbele C=O bindingen een geconjugeerd systeem vormen. Het diacetyl heeft een scherpe geur, maar in verdunde toestand een duidelijk boteraroma, zodat het daarvoor dan ook technische toepassing vindt en zelfs een tijdlang in Nederland in de kleinhandel verkrijgbaar was. Het kan o.a. gemaakt worden door op methyl-aethylketon salpeterigzuur in de vorm van amylnitriet te laten inwerken en het gevormde mono-oxim te verzepen.
Een 1,3-diketon is acetylaceton, pentaandion-2:4 CH3.CO.CH2.CO.CH3 een bij 139 gr. C. kokende vloeistof, die evenals acetylazijnester het verschijnsel van tautomerie vertoont. Het 1,4-diketon acetonylaceton, hexaandion-2:5 CH3.CO.CH2.CH2.CO.CH3 een bij 191 gr. C. kokende vloeistof, is chemisch merkwaardig, omdat het via zijn tautomere vorm gemakkelijk in verschillende heterocyclische verbindingen omgezet kan worden.
DR J. VAN ALPHEN