noemt men de handel in wilde en getemde dieren (geen huisdieren). In de Oudheid bestond de uitwisseling van wilde dieren vnl. daarin, dat verschillende vorsten ze aan elkander schonken.
In het begin van de Romeinse keizertijd werden veel dieren naar Rome gezonden voor de spelen. Van een eigenlijke dierenhandel lezen wij het eerst in de 15de eeuw, in welke tijd herhaaldelijk de vogelhandelaar Anton Baumgartner vermeld wordt. Vaste vormen nam die handel aan, toen de dierentuinen en menagerieën in zwang kwamen. Als pioniers van deze handel kunnen Carl Hagenbeck te Hamburg en Charles Jamrach te Londen gelden.Gezien het gevaar voor uitsterven, dat voor vele in het wild levende dierensoorten bestaat, in verband met het steeds meer in cultuur brengen van het land, is in de laatste decennia meer en meer de overtuiging doorgedrongen, dat vertegenwoordigers van zeldzaam wordende wilde-dierensoorten cultuurgoederen van grote waarde zijn, die niet in handen van handelaars mogen geraken. Om een enkel voorbeeld te noemen: in verband hiermede worden door de Belgische regering vertegenwoordigers van de okapi (een soort in het tropische oerbos van de Belgische Kongo levende giraffe, met een korte nek), welke dierensoort krachtdadig door de Belgische regering beschermd wordt, uitsluitend afgestaan aan zoölogische tuinen, die niet-lucratieve instellingen van opvoedende en wetenschappelijke betekenis zijn.
DR A. L. J. SUNIER