is het doorbreken van de tanden en kiezen. Bij de mens doet dit proces zich tweemaal voor, nl. voor het melkgebit en, bij het zgn. wisselen van de tanden, voor het blijvende gebit.
Men spreekt daarom van diphyodontie (zie gebit). Slechts als hoge uitzondering zijn gevallen bekend, waar enkele tanden of kiezen van het blijvend gebit voor een nieuwe tand plaatsmaakten. Een gezond kind begint op een leeftijd van 6-8 maanden tanden te krijgen.Door vorming van de tandwortel groeien tanden en kiezen, die aanvankelijk vrij diep in de kaken liggen, uit. De kroon komt onder tegen het kaakslijmvlies te liggen en bij voortgang van het groeiproces wordt zij door het slijmvlies heen gedrukt. Daar ter plaatse ontstaat een geringe zwelling; het plekje is bij aanraken soms wat pijnlijk. Overigens geeft de dentitie geen aanleiding tot noemenswaardige verschijnselen en het is onjuist om allerlei storingen zoals koorts, spuwen of diarrhee bij zuigelingen aan tanden-krijgen te wijten. Aan de hinder, die het gedrukte slijmvlies veroorzaakt en die de kinderen tot bijten brengt, kan men tegemoet komen door het geven van een grote benen ring e.d. Daardoor wordt het doorbreken van de kroon door de oppervlakkige cellagen van de kaak bevorderd. Bij rhachitis (zie beenziekten) is de eerste dentitie vertraagd; de melktanden verschijnen soms 1½ jaar te laat.
De tweede dentitie begint op 5 a 6-jarige leeftijd. De eerste blijvende kiezen breken door en de tanden en kiezen van het melkgebit vallen geleidelijk uit, meestal in ongeveer dezelfde volgorde als zij te voorschijn zijn gekomen. De blijvende tanden groeien nl. uit en doen de wortels van de melktanden verdwijnen, zodat de kronen uit de kaak loslaten. Nu breken ook de ware kiezen (molares) door en wel twee in iedere kaakhelft. In het 12de tot 14de jaar is op die wijze het blijvende gebit, op de verstandskiezen na, compleet geworden. De kronen van de achterste, zgn. verstandskiezen komen dikwijls onvolledig, soms in het geheel niet, voor de dag.