(Debreczin), een van de grote steden van Hongarije, hoofdstad van het comitaat Hajdu, ligt op 47° 38' N.Br. en 21° 36' O.L. v. Gr. ten O. van de Tisza (Theisz), in een schrale vlakte en is een kruispunt van de spoorlijnen Debrecen Boedapest, Debrecen - Szatmar, Debrecen - Nyireghaza, Debrecen - Szt Myhely, Debrecen Leta en Debrecen - Abony.
De stad is zeer ruim gebouwd en draagt al de kenmerken van een Hongaarse boerenstad; de voorsteden liggen verspreid in onafzienbare heidevelden. In de nabijheid ligt de poesta Hartobagy, een van de weinige nog niet in cultuur gebrachte Hongaarse poesta’s. Debrecen is een belangrijk handelscentrum, het middelpunt van het Hongaars Calvinisme, heeft een (Hervormde) universiteit (de oudste van Hongarije) en een landbouwhogeschool. De stad telt 0939) I28 442 inw., voor een groot deel Protestantse Magyaren.
De voornaamste industrie vormen de meelfabrieken, verder de spiritusbranderijen en de zeep- en kaarsenfabrieken; daarnaast bestaat leer-, tabaks-, kunstmest- en machinefabricage.Debrecen, dat stadsrecht verwierf in 1360, had veel te lijden in de oorlogen tegen de Turken. In 1567 werd op de hier gehouden Synode de Gereformeerde geloofsbelijdenis goedgekeurd. Van 1660-1692 was de stad in handen van de Turken en werd in die tijd door Antonio Caraffa geplunderd. In 1849 was Debrecen een tijdlang de zetel van de Hongaarse Rijksdag en van de revolutionnaire regering.
Op 14 Mrt van dat jaar riep Kossuth er in de kerk de onafhankelijkheid van Hongarije uit. Het Honvedcorps onder Nagy werd 2 Aug. 1849 bij de stad door de Russen verslagen.
H. A. BOMER.