naam van een vrijdenkersvereniging, die in Oct. 1856 te Amsterdam werd gesticht. Blijkens de statuten was het doel van de vereniging: „Het zoeken naar waarheid, geleid aan de hand van natuur en rede; en het verspreiden van de bevindingen, verkregen ten gevolge van dat zoeken, de verbroedering onder geestverwanten en het practisch medewerken tot het geluk der maatschappij”.
Voorzitter werd R. C. d’Ablaing van Giessenburg (gest. 1903). Tot de leden behoorden zowel atheïsten en materialisten als pantheïsten. De leiding gevende tijdschriften zijn in deze beginperiode: „De Dageraad” (sinds 1855) en, radicaler van toon, „De Tijdgenoot op het gebied der rede, gewijd aan de bevordering der kennis van de hedendaagsche wijsbegeerte, de leer der humaniteit en de emancipatie der vrouw” (sinds 1859).
Reeds spoedig ontstond contact tussen de vrijdenkers en de opkomende arbeidersbeweging, o.a. in figuren als F. Domela Nieuwenhuis en A. H. Gerhard en gingen voor vele leden van De Dageraad de maatschappelijke vraagstukken een belangrijke plaats innemen.
Later verkoelde de verhouding tussen beide bewegingen. Thans is „De Dageraad” a-politiek. In de eerste periode hebben vooral Fr. Junghuhn, dr J. van Vloten en Multatuli grote invloed uitgeoefend.Een belangrijke groep buitenkerkelijke intellectuelen heeft zich in 1921 verenigd in „De Nieuwe Gedachte”. In 1924 weigerde minister Heemskerk, van oordeel, dat een vereniging, die het bestaan van God ontkent, „zich richt tegen de goede zeden”, de goedkeuring op de gewijzigde statuten van de „Dageraad”.
De propaganda op vergaderingen en door de uitgave van boeken en brochures, sinds 1919 ook van „De Vrijdenker” met vele populair-wetenschappelijke artikelen (medewerker o.a. A. L. Constandse) richt zich naar art. 2 van de nieuwe, in 1933 koninklijk goedgekeurde Statuten, luidende: ,,,De Dageraad’ stelt zich ten doel de bevordering der vrije gedachte, tot zuivering en verdieping van ’s mensen zedelijk en verstandelijk besef.
Zij plaatst zich hierbij op de wetenschappelijk-wijsgerige grondslag van de souvereiniteit en autonomie der rede. Mitsdien aanvaardt zij als grondslag voor wereld- en levensleer uitsluitend de normen van het redelijk en zedelijk bewustzijn en de gegevens der ervaring, onder afwijzing en bestrijding van elk geloofsdogma of bindend gezag van kerk of persoon, schrift of overlevering.”
Twee, nu zelfstandige verenigingen hebben haar ontstaan aan „De Dageraad” te danken: Het Nederlands Vrijdenkersfonds, gesticht in 1890, voor ondersteuning van behoeftige vrijdenkers of hun nagelaten betrekkingen en De Wezenkas (gesticht 1895).
PROF. DR G. SEVENSTER
Lit.: De Dageraad, Geschiedenis, Herinn. en Beschouwingen, 1856-1906, Uitg. v. d. Ver. De Dageraad (Amsterdam 1906); O. Noordenbos, Het Atheïsme in Nederland in de 19de eeuw (Rotterdam 1931); J.
P. Kruyt, De onkerkelijkheid in Nederland. Haar verbreiding en oorzaken (Groningen 1933).