Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-12-2022

DAMASCIUS

betekenis & definitie

laatste leraar van de Neoplatoonse wijsbegeerte en laatste schoolhoofd van de Academie te Athene (Damascus 470- na 533), ontving te Alexandrië onderwijs in de welsprekendheid van Theon en in de wiskunde en wijsbegeerte van Ammonius, waarna hij te Athene de lessen bijwoonde van Marinus, Isidorus van Gaza en Zenodotus. Hij werd de opvolger van laatstgenoemde, doch werd, toen Justinianus in 529 de ca 387 v.

Chr. gestichte Academie sloot, door deze verbannen. Eerst begaf hij zich daarop naar de Perzische koning Chosroës, doch hij keerde in 533 teleurgesteld naar het Oostromeinse rijk terug. Zijn verdere lotgevallen zijn onbekend. In zijn leer trachtte hij het Neoplatoonse standpunt, dat alles een emanatie is uit het onkenbare Ene, te verduidelijken.

Van zijn werken, waarvan de meeste niet behouden zijn, werd Peri ton proton archon onder de titel Quaestiones de primis principiis door J. Kopp (1826) en C. E. Ruelle (1889) uitgegeven.Lit.: G. E. Ruelle, Le philosophe D. (1861); E. Heitz, Der Philosoph D. (1884 in: Strassb.

Abhandl. für E. Zeiler); R. Asmus, Das Leben des Philosophen Isidorus von D. aus Damaskos (1911); Ueberweg-Praechter, Philosophie des Altertums, p. 633 (1926).

< >