(1, godsdienstig) betekent letterlijk „uitvloeiing” en wordt gebezigd als een beschrijving van het ontstaan van de dingen. In tegenstelling tot Creatie of Schepping betekent Emanatie, dat de lagere wezens volgens een natuurlijk proces uit het hogere zijn voortgekomen.
Emanatie vooronderstelt dus een wezenseenheid tussen het oerwezen en wat daaruit voortkwam, terwijl Schepping juist de nadruk legt op de afstand, die God scheidt van het schepsel, dat Hij door een daad van zijn wil voortbracht. Een geliefd beeld voor het proces van de Emanatie is dat van de stralen, uitgezonden door het licht. Die stralen worden zwakker, naarmate zij verder van de lichtbron verwijderd zijn; zo boeten de geëmaneerde wezens ook aan volmaaktheid in, naarmate zij verder van het oerwezen af zijn. Dit onderscheidt de emanatieleer van het Pantheïsme, dat het goddelijk wezen in alles gelijkelijk aanwezig acht. Een derde voorstelling is die van de Evolutie, die eveneens uitgaat van een natuurlijk proces, maar van het lagere tot het hogere opklimt. Emanatie speelt een rol in het Vedisch-Brahmaanse denken, in de Griekse wijsbegeerte (Stoa, neo-Pythagorisme en neo-Platonisme), in Christelijke sekten (Gnosis).(2), in de betekenis van radioactief z radioactiviteit.