L. is de naam van een plantengeslacht uit de familie der Amaryllidaceeën, verwant met de Amaryllis. Het onderscheidt zich door een veelbloemige, schermvormige bloeiwijze, een regelmatig, 6-delig bloemdek met een buis, al of niet achterwaarts gebogen, in de keel der buis vastgehechte meeldraden en een doosvrucht met weinige, vaak in vlezige bulbillen veranderde zaden. Het omvat ca 130 soorten bolgewassen uit Oost-Indië, China, Zuid-Afrika en Zuid-Amerika met prachtige, geurige bloemen.
Verscheiden soorten worden als sierplanten gekweekt. De prachtigste soort is C. amabile Don., in Voor-Indië vooral aan de kust van Coromandel groeiend, met een rolronde bol met een middellijn van 3 dm, naar alle kanten uitgespreide, lijn-lancetvormige bladeren, die 1 m lang zijn, en een even lange stengel met een rijk voorzien bloemscherm, terwijl de geurige bloemdekken uit een donkerrode buis en witte, van buiten rode of roodgestreepte lobben bestaan. Voorts heeft men C. asiaticum L. in Bengalen, met rijke bloemschermen en witte, welriekende bloemdekken; C. yuccaeflorum Salisb. van Siërra Leone en Guinee, eveneens met witte bloemen en roodgestreepte lobben; C. zeylanicum L., waarvan de bollen in China en Cochinchina als een krachtig diureticum worden gebruikt; C. longifolium Roxb. met lichtrode bloemschermen; de sierlijke C. scabrum Sims. uit Brazilië en van de Azoren, met zeer welriekende bloemen, voorzien van een gekromde, groenachtig-witte buis enz. Al deze soorten vereisen een warme kas en veel zorg.
Verder behoren nog vermeld te worden: C. americanum L. uit Zuid-Amerika met witte bloemen; C. erubescens Ait. uit hetzelfde gebied, met iets rosé bloemen; C. giganteum Andr. uit Sierra Leone, met sterk riekende bloemen; C. Macowani Bak. en C. Moorei Hook. uit Natal.
