is de naam die men pleegt te geven aan een geslacht (Cosma) van kunstenaars, die zich toelegden op het versieren van marmeren voorwerpen met inlegwerk van porfier en serpentijnsteen, soms ook met goud onder email. Zij hebben ook vloeren met porfier en serpentijnsteen ingelegd.
De oudste werken zijn die van Lorenzo en Jacopo, wier namen voorkomen op een marmeren preekstoel uit het begin van de 12de eeuw in de kerk van Santa Maria in Araceli te Rome.Altaren van 1147, 1148 en 1154, in de kerken van San Lorenzo fuori le mura, Santa Croce in Gerusalemme en San Marco te Rome zijn vervaardigd door Giovanni, Pietro en Angelo. In de kerk van San Bartolommeo in Insula te Rome vindt men een put, die door Niccolo di Angelo, die zich Basselletto noemde, in 1180 met inlegwerk werd versierd. Jacopo Cosma versierde in 1205 het portaal van de kerk van Santa Saba te Rome en werkte ook aan het portaal van de kerk van San Tommaso in Formis aldaar, dat geen jaartal draagt.
Adeodato vervaardigde in 1217 een altaar in de kerk van Santa Maria in Campitelli te Rome. Andrea werkte in 1227 aan het versieren van de kerk van Santa Maria in Monticelli aldaar. Een der leden van het geslacht, die zich „magister cosmatus” noemt, vervaardigde inlegwerk in de Cappella Santa bij het Lateraan, dat in 1277 werd begonnen.
Verscheidene andere meesters werkten in de stijl van de Cosmaten. Zo werd de altaaroverhuiving in de kerk van San Paolo fuori le mura te Rome door Arnolfo di Cambio uit Florence uitgevoerd. Een ander werk van deze meester is het grafieken voor paus Honorius IV, dat zich in de zgn. Grotte van de St Pieterskerk te Rome bevindt.
Ingelegde vloeren in deze trant, waarvan de vervaardigers niet bekend zijn, bevatten de kerk van Santa Sabina te Rome en de kathedraal te Anagni.
Lit.: G. Vitzthum en W. F. Volbach, Die Malerei u.
Plastik des Mittelalters in Italien (Wildpark-Potsdam 1924).