is de benaming voor een verzameling van wetten of wetboeken. Voor de rechtsgeschiedenis is het belangrijkste het Corpus iuris civilis. Aldus worden sedert de middeleeuwse glossatoren de wetboeken van de Oostromeinse keizer Justinianus (527-565) genoemd, waaraan enkele latere geschriften plachten te worden gehecht.
De verzameling van Justinianus bestaat uit vier delen: Institutiones, Pandectae of Digesta, Codex en Novellae.De Institutiones werden 21 Nov. 533 uitgegeven en kregen kracht van wet 30 Dec. van dat jaar. Behalve als wetboek zouden zij ook als leerboek dienen voor het aanvangsonderwijs in de rechtsgeleerdheid te Constantinopel en te Berytus. Het werk geeft een beknopt overzicht van het privaatrecht; het was samengesteld naar vroegere leerboeken, bijv. de Institutiones van Gaius, Marcianus en Florentinus.
De Digesten, uitgegeven 16 Dec. 533 en in werking getreden 30 Dec. van hetzelfde jaar, zijn een verzameling van fragmenten uit de geschriften der klassieke juristen, dit zijn de rechtsgeleerden, die geleefd hebben tussen de eerste en het midden der derde eeuw van onze jaartelling. De commissie, die onder leiding van de minister Tribonianus belast was met de samenstelling van de Digesten, had volmacht om in de overgenomen fragmenten veranderingen (interpolaties) aan te brengen, ten einde het wetboek in overeenstemming te brengen met het recht van de tijd van Justinianus. Ieder fragment is voorafgegaan door een inscriptio, d.w.z. een aanduiding, uit welk werk het fragment is genomen. De huidige wetenschap tracht met alle middelen de interpolaties op te sporen en zo mogelijk de klassieke tekst te reconstrueren.
Reeds in 529 had Justinianus een verzameling van keizerlijke verordeningen (constitutiones principum) uitgevaardigd; in verband met de uitvaardiging van de Instituten en de Digesten behoefde deze Codex evenwel herziening en zo verscheen in 534 een tweede, herziene uitgave, de zgn. Codex repctitae praelectionis. De Codex, naar de keizer Codex Justinianus genaamd, is samengesteld uit oudere soortgelijke codices, nl. de Codex Gregorianus (282 n. Chr.), de Codex Hermogenianus (einde van de 3de eeuw), en de Codex Theodosianus (438 n.
Chr.), waaraan toevoegingen zijn gehecht. Ook in de Codex Justinianus zijn vele interpolaties aangebracht.
De Novellen (novellae constitutiones) ten slotte zijn de wetten, die door Justinianus en zijn onmiddellijke opvolgers tot stand zijn gebracht na de uitvaardiging van de juist behandelde codificatie. Zij zijn in het Grieks, of wel tweetalig in het Grieks en het Latijn — een enkele alleen in het Latijn — opgesteld; officieel zijn zij nimmer verzameld, en de gebruikelijke verzameling van 168 Novellen is dan ook door een particulier vervaardigd. Ook andere verzamelingen zijn overgeleverd, die bekend staan als de verzameling van Julianus en als het Authenticum.
Behalve deze Justiniaanse wetgeving bevat het Corpus iuris civilis veelal nog wetten van latere Romeinse (Leo Sapiens) en Duitse (Frederik II) keizers, alsmede de canones apostolorum en de libri foedorum, het zgn. Lombardische leenrecht.
Terwijl het Corpus iuris in het Oosten steeds in gebruik is gebleven — zij het ook in Griekse bewerkingen — is het in het Westen kort na de tijd van Justinianus in vergetelheid geraakt. Eerst in de 11 de eeuw viel de aandacht van de rechtsgeleerden te Bologna, de zgn. glossatoren, weer op het Justiniaanse recht. Dit viel zodanig in de smaak en voorzag zo goed in het toenmalige gebrek aan een algemene rechtsregeling, dat men begon het wederom als geldend recht te beschouwen (receptie van het Romeinse recht). Deze receptie van de Justiniaanse wetgeving breidde zich van Italië uit over geheel West-Europa, met uitzondering van Engeland.
Ook in Nederland leefde men sedert de 15de eeuw onder het Romeinse recht — in sommige gewesten had de receptie grondiger plaats gehad dan in andere —, voor zover geen bijzondere afwijkende regelingen waren getroffen. Eerst in de Franse tijd eindigde de heerschappij van de Justiniaanse wetboeken, om plaats te maken voor die van de Franse (z codificatie en code). In grote delen van Duitsland bleef de Justiniaanse codificatie van kracht tot 1900, terwijl deze in gewijzigde vorm tot op de huidige dag in Zuid-Afrika geldt.
PROF. MR H. J. SCHELTEMA
Bibl.: De beste uitg. is die van Th. Mommsen, P. Krüger, R. Schöll en G.
Kroll: i. Institutionen en Digesten, 15de dr. (Berolini 1928); 2. Codex, 18de dr. (ald. 1929); 3. Novellen, 5de dr. (ald. 1928).