Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 23-01-2023

Cornelis Theodorus ELOUT

betekenis & definitie

Nederlands koloniaal bewindsman (Haarlem 22 Mrt 1767 - ’s-Gravenhage 3 Mei 1841), promoveerde in 1788 in de rechten te Leiden en was sedert 1795 werkzaam in hoge rechterlijke functies. In 1805 weigerde hij de portefeuille van Binnenlandse Zaken, maar vertrok, op last van de Raadpensionaris Schimmelpenninck, met Van Grasveld als commissaris-generaal van Nederlands-Indië naar Java om het bestuur te hervormen.

Wegens de verwikkelingen met Engeland reisde hij over de V.S., doch ontving te New York, tegelijk met de tijding van de troonsbestijging van Lodewijk Napoleon, het bericht, dat Daendels tot gouverneur-generaal was benoemd en de commissarissen werden teruggeroepen. Na zijn terugkeer werd hem de samenstelling van een crimineel wetboek opgedragen, waarop zijn benoeming volgde tot lid van de Staatsraad; tijdens de Inlijving was hij lid van de Raad voor de Nederlanden te Parijs. In Nov. 1813 voegde hij zich bij Hogendorp en in 1814 werd hij lid van de commissie tot het ontwerpen van een staatsregeling, daarna lid van de Raad van State en vervolgens, na de vereniging met België, lid van de commissie tot herziening van de grondwet. Weldra werd hij commissaris-generaal, belast met de taak onze Oostindische gewesten uit de handen van de Engelsen over te nemen. Na zijn terugkeer ging hij als gevolmachtigde naar Londen om de Indische aangelegenheden tot een goed einde te brengen, en werd in 1821 minister van Financiën. In 1824 verwisselde hij deze portefeuille voor die van Marine en Koloniën. Als zodanig steunde hij tot bevordering van de handel van Nederland op de koloniën de oprichting van de Nederlandsche Handel-Maatschappij, en sloot met haar de eerste contracten af. Zijn koloniaal bewind ademde een moderne geest in deze zin, dat hij particuliere ondernemingen van Europeanen wenste aan te moedigen. Hij was dan ook een tegenstander van het cultuurstelsel van Van den Bosch en vroeg, toen de koning dit goedkeurde, ontslag.Bibl.: Bijdragen tot de kennis v. h. koloniaal beheer (1851); Bijdragen tot de gesch. v. h. kol. beheer (1861); Bijdragen tot de gesch. der onderhand, met Engeland betreffende de overzeesche bezittingen 1820-1824 (1863); Bijdragen betrekkelijk koloniale en andere aangeleg. in de Raad van State behandeld (1874).

Lit.: S. Kalff, Een Indische regeeringscommissaris in 1816 (Onze Eeuw 1907, I, p. 61 en p. 282); P. H. van der Kemp, Mr C. T. Elout als comm.-gen. in Ned.-Indië (De Tijdspiegel 1898, II, p. 229); W. A. Knibbe, De vestiging der monarchie. Het conflict Elout-Van den Bosch in verband met de wordingsgesch. d. regeeringsreglementen van 1830 en 1836 (1935); D. J. P. Oranje, Het beleid der comm.-generaal (1936); H. A. Ritter, Elout en G. K. v. Hogendorp (Kol. Weekblad 1929, p. 241).

< >