belangrijkste Noordnederlandse portretschilder uit de 2de helft van de 16de eeuw (Gouda 18 Mrt 1548 - Amsterdam begr. 8 Aug. 1616), was 1565 leerling in Delft van Anthony Blokland en vertrok het jaar daarop naar Fontainebleau, waar hij de Italiaanse schilders leerde kennen. In 1568 keerde hij naar Gouda terug.
In 1573 w~.s hij in Londen werkzaam, waar hij aan het hof zeer gezien was. De portretten van Hans Holbein en Anthonie Mor heeft hij daar bewonderd. Sedert 1581 woonde hij in Amsterdam. Ondanks de indrukken die hij in het buitenland opdeed, bleef Cornelis Ketel zichzelf. De levendige en vrijmoedige houding van zijn portretten en het vaak rijkgeschakeerde coloriet waren voor die tijd nieuw.Een klein, vroeg werk uit 1574 in medaillonvorm (collectie-De Bruyn) vertoont nog de invloed van Hans Holbein. De beeltenis van de ontdekkingsreiziger Martin Frobisher uit 1577, ten voeten uit geschilderd, toont Ketel reeds in zijn volle kracht. Een ander meesterwerk uit de Engelse periode is het statige portret van Sir William Gresham. Of de zgn. giant porter van koningin Elizabeth in Hampton Court van de meester is of van Federico Zuccaro blijft een open vraag.
In Amsterdam teruggekeerd, schilderde hij in 1581 het korporaalschap van Hopman Harmen Rodenborgh Bets (schets met de pen in het Prentenkabinet) en de Compagnie van Dirck Jacobsz. Rosecrans in 1588, beide in het Rijksmuseum te Amsterdam. De oplossing van de compositie is, in vergelijking tot de schutterstukken van zijn directe voorgangers, zoals Dirck Barentsz en Dirck Jacobsz., geheel nieuw. Andere doelenstukken bevinden zich in het museum te Alkmaar (1593) en in het museum van Gouda (1599).
Volgens Karel van Mander begon Ketel in 1599 met de hand of met de vinger, zonder penseel, te schilderen. Een mansportret in particulier bezit uit 1601, plastisch gemodeleerd, vertoont inderdaad het opschrift: „Sonder Borstel of Pinseel ben ick dus geschildert heel”. Na 1605 zijn geen schilderijen meer van hem bekend.
DR D. HANNEMA
Lit.: Karel van Mander, Het Schilderboeck (Haerlem 1604); W. Stachow, Cornelis Ketels Einzelbildnisse, Zeitschr. f. bild. K. (Berlin 1929); Alois Riegl, Das Hollaendische Gruppenportraet (Wien 1931); A. B. de Vries, Het Noord-Nederlandsch Portret in de 2de helft van de 16de eeuw (Amsterdam 1934).