Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-12-2022

CONCENTRATIEKAMPEN

betekenis & definitie

werden het eerst ingericht door het Spaanse bewind op Cuba, toen daar op het eind van de 19de eeuw chronische opstand bestond. Zij zijn verbonden met de naam van Generaal Weyler (z Nicolau), die, ten einde de guerrilla-activiteit van de landelijke bevolking te beteugelen, haar in kampen deed opsluiten, waar tienduizenden door slechte verzorging omkwamen.

De sensationele aandacht, die de Amerikaanse pers aan de toestanden in de Cubaanse concentratiekampen besteedde, was één van de oorzaken van de Spaans-Amerikaanse oorlog van 1898, nadat zij tevoren reeds had geleid tot het terugroepen van Weyler als kapitein-generaal van Cuba.Tijdens de Boerenoorlog (1899-1902) grepen de Engelsen in Zuid-Afrika naar hetzelfde middel, om de gezinnen van de strijdende Boeren te isoleren. Er werden ca 20 kampen ingericht en hoewel op papier de verzorging goed geregeld was, kwamen tienduizenden vrouwen en kinderen er in om. De Engelsen beloofden zich evenzeer militaire voordelen van hun handelwijze als de Spanjaarden, maar het resultaat was, dat zij de gehele beschaafde wereldopinie tegen zich kregen. Bekend als bestrijdster van de Zuidafrikaanse concentratiekampen maakte zich vooral de Engelse Emily Hobhouse.

Merkwaardig was, dat pas in Maart 1902, anderhalf jaar nadat Generaal

Maxwell de eerste kampen had ingericht, in het Engelse Parlement over de zaak werd gesproken. Met de komst van de totalitaire regiems na Wereldoorlog I kreeg het concentratiekamp een nieuwe, politieke functie. Personen of bevolkingscategorieën, door deze regiems als gevaarlijk voor het welzijn van de staat, zoals zij dat opvatten, beschouwd, werden er nu zonder enige directe militaire noodzaak in ondergebracht, in theorie vaak, om een harde patriottische of ideologische „herscholing” te ondergaan, maar in de practijk, om onderworpen te worden aan lichamelijke wanverzorging en mishandeling en aan geestelijke terreur. Vooral de Duitse concentratiekampen, die na het aan de macht komen van Hitler in 1933 werden opgezet, ontaardden tot kweekplaatsen van bewust-barbaars geweld, zoals de wereld nog niet had aanschouwd.

In de eerste jaren na 1933 waren het uiteraard alleen Duitsers, die geconcentreerd werden. Er werd een aantal kampen opgezet, waar de S.A. voor de bewaking zorgde. Na verloop van tijd ontstonden echter de drie grote „Stammlager”: Dachau bij München (het oudste), Buchenwald bij Weimar en Sachsenhausen bij Berlijn. Vergeleken met latere jaren was het aantal geconcentreerden niet groot.

Nog in het begin van 1938 werd het op niet meer dan vijftigduizend geschat. Sedertdien ging het echter omhoog (annexatie van Oostenrijk, overweldiging van Tsjechoslowakije, Jodenpogroms). Na het uitbreken van Wereldoorlog II maakte zich van de Nazi’s een ware concentratiekoorts meester, waarvan nu vooral niet-Duitsers het slachtoffer werden. Waren reeds voordien ontstaan Grosz-Rosen in de Lausitz, Flossenbürg aan de Beiers-Tsjechoslowaakse grens, Ravensbrück in Mecklenburg (voor vrouwen), Neuengamme bij Hamburg en Mauthausen bij Linz in Oostenrijk, nu kwamen daar met de uitbreiding van de Duitse macht over Europa o.a. nog bij: Bergen-Belsen bij Hannover, Stutthof bij Danzig, Lublin, Majdanek, Auschwitz-Birkenau, Sobibor en Treblinka in Polen, Theresienstadt in Tsjechoslowakije, Natzweiler in de Vogezen.

Sommige kampen ontaardden sedert 1942 in uitgesproken vernietigingskampen. In West-Europa waren de kampen o.a. Amersfoort en Vught, Breendonk en Compiègne meer zgn. Durchgangslager. Ook de Jodenampen Westerbork, Drancy en Mechelen waren Durchgangslager.

Westeuropese Joden werden getransporteerd naar het ghetto van Theresienstadt en vooral naar Auschwitz-Birkenau. Het laatste was een vernietigingskamp. Rudolph Hoess, tot het eind van 1943 commandant van Auschwitz, schatte het aantal door zijn toedoen uitgeroeide (vergaste) personen zelf op ca drie millioen.

In het algemeen schat men op dit moment, dat ruim vijf millioen Joden tijdens de Duitse hegemonie in Europa met wetenschappelijke middelen zijn omgebracht. In Sept. 1944 werd deze vernietiging van mensenlevens gestaakt, in de hoop dat Duitsland daardoor wellicht gunstiger wapenstilstandsvoorwaarden kon erlangen. In totaal rekent men nu, dat de Duitse concentratiekampen ca negen millioen slachtoffers hebben geëist. Het aantal Nederlanders, dat een verblijf in het concentratiekamp niet heeft overleefd, bedraagt ca 18 000.

Voor België is dit getal even groot. De verantwoordelijkheid voor de misdadige uitbouw van het Duitse concentratiekampsysteem droeg de SS van Himmler. De idee was waarschijnlijk afkomstig van Heydrich (in 1942 in Tsjechoslowakije vermoord), de uitwerking van SS-Obergruppenfuhrer Eicke (aan het Russische front gesneuveld). De organisatie van de concentratiekampen was in handen van het zgn.

SS-Wirtschafts Verwaltungs Hauptamt met aan het hoofd SS-Obergruppenführer Pohl (in Neurenberg ter dood veroordeeld), maar de Gestapo besliste aan welk terreurregiem de door haar naar het concentratiekamp gezonden personen zouden worden onderworpen. De bewakers behoorden meestal tot de zgn. Totenkopf-Standarten van de SS, die systematisch hardheid dienden te betrachten Behalve politieke gedetineerden kwamen ook gewone misdadigers in de concentratiekampen. Soms maakten zij in een kamp zelfs de meerderheid uit.

Zij werden vaak gebruikt om de politieke gevangenen te bespionneren. Zij droegen groene kentekenen. De politieke gevangenen waren rood gemerkt. De verhouding van „groenen” en „roden” was soms zeer slecht.

Na Wereldoorlog II zijn de verschrikkingen van het Duitse concentratiekamp, over de omvang waarvan men zowel in de wereld als in Duitsland zelf tijdens de oorlog geen zekerheid had, algemeen bekend geworden. Het gehele complex, waarvoor de Franse schrijver David Rousset, een van de beste ontleders ervan, de term univers concentrationnaire heeft gevonden, vertegenwoordigt een sociaal-psychologisch probleem van de eerste orde. De processen tegen kampbeulen hebben diepten van menselijke verdorvenheid aan het licht gebracht, die men in Europa niet voor mogelijk zou hebben gehouden.

Intussen bestaan in Sovjet-Rusland en in het onder communistische invloed staande Oost-Europa de concentratiekampen verder. In Sovjet-Rusland dateren zij hoofdzakelijk uit de tijd omstreeks 1928, toen het communistische regiem tegen recalcitrante boeren begon op te treden. Het schijnt, dat de economische functie, die ook de Duitse concentratiekampen pretendeerden te hebben vooral na de Arbeitseinsatz van 1942, bij de Sovjet-Russische concentratiekampen, de zgn. correctieve arbeidskampen, meer op de voorgrond staat dan politieke bestraffing. Dit is althans de these van Dallin en Nikolaevsky in hun boek Forced Labour in Soviet Russia. Zij schatten, dat in Sovjet-Rusland meer dan tien millioen dwangarbeiders zijn, afgezien van de krijgsgevangenen, die er nog altijd achtergehouden worden.

Deze dwangarbeiders zijn vooral in het verre Noorden en Oosten, waar geen vrije arbeiders beschikbaar zijn, in mijnen en bij andere arbeidsprojecten te werk gesteld. De Sovjet-Russische kampcomplexen, waarvan sommige (Dalstroj, Petsjora, Jagri) honderdduizenden dwangarbeiders zouden omvatten, ressorteren onder de M.V.D., de Russische geheime politie.

In Tsjechoslowakije werd in Oct. 1948 door het parlement een wet aangenomen, die voorziet in de oprichting van arbeidskampen voor personen van 18 tot 60 jaar, die „de volksdemocratische instellingen bedreigen”. Het principe, waarop de totalitaire concentratiekampen berusten, bestaat dus nog evenzeer als voor en tijdens Wereldoorlog II.

j. R. EVENHUIS

Lit.: Eugen Kogon, Der S.S.-Staat (Stockholm 1947); B. Kautsky, Teufel und Verdammte (Zürich 1947); David Rousset, L’univers concentrationnaire (Paris 1946, in het Ned. vert. onder de titel: De diepte der kampen (Den Haag 1947); Idem, Les jours de notre mort (Paris 1947); Idem, Le pitre ne rit pas (Paris 1948); Anne Berendsen, Vrouwenkamp Ravensbrück (Utrecht 1946); The Dark Side of the Moon (London 1946, z. schr.naam, over het lot van Polen in Russ, kampen i. h. begin van Wereldoorlog II); A. J. Herzberg, Amor fati, zeven opstellen over Bergen-Belsen (A’dam 1946); Ernst Wiechert, Der Totenwald.

Ein Bericht (Zürich 1946); David J. Dallin en Boris I. Nikolaevsky, Forced Labor in Soviet Russia (New Haven 1947); Raymond Phillips (editor), Trial of Josef Kramer and Fortyfour Others (The Belsen Trial (London 1949).

< >