Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-12-2022

COLONNA

betekenis & definitie

is de naam van een Romeins geslacht, dat in de middeleeuwen een grote rol gespeeld heeft in de stad en de Kerkelijke Staat en nog tegenwoordig, in verschillende linies gesplitst (Palestrina, di Sciarraen Stigliano, vroeger ook de Barberini) door zijn uitgebreide bezittingen en vaak hoge ambten van grote betekenis is. Zij waren eertijds de grote mededingers der Orsini.

Hun oorsprong is onzeker. Zelf leiden zij hun geslacht af van de graven van Tusculum. Groot zijn zij geworden door de gunst van de paus (gelijk aile Romeinse families van die tijd), maar hevig is ook hun strijd met deze kerkvorst geweest. De eerste Colonna, die tot kardinaal verheven werd (1184) en daardoor zijn bezittingen uitgebreid zag, was Johannes Columna, abt van San Paolo (gest. 1216).

Ook zijn zoon was kardinaal, maar deze ging over tot de partij der ghibellijnen en steunde keizer Frederik II en zo deden vele anderen van zijn geslacht. Veel van zich spreken deden vooral de beide neven, Giacomo en Pietro, die na de verkiezing van Bonifacius VIII (1294), diens heftigste vijanden werden. Eerst verloren zij daardoor hun bezittingen en kastelen, maar hun neef Sciarra Colonna was het, die, samen met de Fransman Guillaume de Nogaret, de paus te Anagni (1303) gevangen nam en daardoor een einde maakte aan diens macht. De volgende paus, Clemens V, heeft hen in al hun bezittingen, waardigheden en titels hersteld en vermeerderde nog zeer het aantal hunner prebenden.

In diezelfde tijd had Stefano Colonna, senator van Rome en „proconsul” van de Romagna, een zeer grote populariteit en macht, die hij echter verloor door Cola di Rienzi. Ook in de 15de en 16de eeuw blijft hun vijandschap met de Orsini de geschiedenis van Rome beheersen; blijvend verzoend met, maar dan ook zeer krachtige verdedigers van de paus waren zij pas sinds Pius IV.Marcantonio

(II) (1535-1584) bevelhebber en admiraal in pauselijke dienst. Hij trad eerst in dienst van de Spaanse koning en nam deel aan Alva’s aanval op Rome. Maar bij de dood van Paulus IV, toen de algemene ontevredenheid over diens beleid zich uitte, keerde hij naar Rome terug en trad er op als een der voorstanders van de Spaanse partij bij het conclave. Onder Pius IV kwam hij in hoge gunst door het proces tegen Caraffa, die zich bij zijn afwezigheid van zijn goederen had meester gemaakt en hij werd dan ook bij de dood van Carlo Caraffa hersteld in al zijn bezittingen.

Grote roem behaalde hij in de slag bij Lepanto (1571), toen hij de pauselijke vloot aanvoerde; hij werd daarna in een luisterrijke triomftocht in Rome binnengehaald. Enige jaren later werd hij door Philips II benoemd tot onderkoning van Sicilië (1577-1584); zijn vroege dood verhinderde hem het admiraalschap over de Armada aan te nemen, waarvoor hij zeker allereerst in aanmerking kwam.

Prospero

(1452-1523) was een beroemd veldheer in de tijd der oorlogen om Italië. Eerst was hij een aanhanger der Fransen en stond hij in dienst van Karel VIII, voor wie hij enige belangrijke veroveringen maakte. In 1501 ging hij (zoals vele condottieri van die tijd) plotseling over tot de vijand en sloot zich aan bij Ferdinand van Aragon. Hij behaalde belangrijke voordelen op de Fransen, o.a. door het ontzet van Roccasecca en de slag bij de Garigliano.

Onder Karel V was hij opperbevelhebber van het leger in Italië, dat bij Bicocca de overwinning behaalde en daarna Cremona en Genua veroverde (1522).

PROF. DR C. VERLINDEN

Vittoria,

edelvrouw en dichteres (Marino 1492 - Rome 25 Febr. 1547), dochter van Fabrizio Colonna, heer van Paliano, werd op 4-jarige leeftijd verloofd met de even jeugdige Ferrante Francesco d’Avalos, markies van Pescara, met wie zij, 19-jarig, in het huwelijk trad. Deze, een uitstekend krijgsman, die door zijn jonge gade zo al niet zeer bemind, dan toch bijzonder vereerd werd, streed als bevelhebber voor Karel V en stierf in 1525 te Milaan aan zijn wonden, opgedaan in de slag bij Pavia. Tijdens de lange scheiding der echtelieden correspondeerden zij in brieven met elkaar, zo in verzen als in proza. Na d’Avalos’ dood trok Vittoria zich uit het wereldse leven terug, woonde in afzondering op Ischia, later in kloosters te Orvieto en Viterbo.

Op Ischia schreef zij de eerste harer Rime spirituali (geestelijke verzen), die karakteristiek zijn voor haar poëtische gaven: sterk petrarkiserend van inslag en haast alle gewijd aan de nagedachtenis van haar (geïdealiseerde) gemaal. In 1539 vestigde zij zich in een klooster te Rome, waar zij het voorwerp was van een platonische verering van de reeds meer dan 60-jarige Michelangelo. Tot haar verdere trouwe vrienden behoorden de kardinaals Contarini en Bembo en de hoveling-schrijver Baldesar Castiglione, door Contarini nam zij levendig aandeel in de hervormingsstromingen binnen de kerk, waaraan in haar dagen de namen van De Valdes en Bernardino Ochino verbonden zijn, echter zonder dat zij (ondanks schijn van het tegendeel) de aantrekkingskracht van de Reformatie onderging. Zij stierf te Rome in het huis der familie Cesarini; alle paleizen der Colonna’s waren nl. door de Farnese-paus Paulus III gesequestreerd.

Vittoria’s liefdes-, elegische en religieuze gedichten werden in 1538 verzameld te Parma uitgegeven en herhaaldelijk herdrukt. MR H. VAN DEN BERGH

Bibl.: herdrukken van de Rime: Firenze 1539, Venezia 1544, Bergamo 1760, Firenze 1860, Milano 1882 e.a.

Lit.: De beste levensbeschrijving is die van A. Luzio (Mantova 1885); voorts: A. v. Reumont, V. G.

Vita, fede e poesia nel sec. XVI (in Ital. vert. Torino 1883); M. Roscoe (London 1868); E.

Ferrero en G. Müller, Carteggio di V. G. (Torino 1889); D. Tordi, Supplemento al carteggio di V.G. (Torino 1892); B.

Zumbini, V. C. in Studi di lett. ital. (Firenze 1894); J. J. Wyss, V.

G. (Frauenfeld 1916); Amy A. Bernardy, V. C. (Firenze 1927); P. Tacchi-Venturi, in Collectanea franciscana (1931).

< >