Zuidnederlands boek-drukker en toneelschrijver (1625-ca 1670), nam van 1645-1670 een werkzaam aandeel aan het literaire leven te Brussel. Begonnen met een arcadisch intrige-stukje Hylas (1644), vrij bewerkt naar een Franse pastorale van Mareschal, trachtte hij, van 1650 af, het Spaanse toneel te Brussel in te burgeren.
Aanvankelijk richtte hij zich nog niet naar de oorspronkelijke Spaanse stukken, maar vertaalde hij een viertal spelen met Spaanse stof en motieven, die reeds door Franse dichters als Corneille, Scarron en Rotrou tot zelfstandige werken waren omgedicht. Zo ontstonden o.a. het blijspel Don Japhet van Armenien (1657) en het treurspel Den grooten Belisarius (1657). Van 1665 keerde hij zich voor goed naar de Spaanse „comedia” zelf toe, waarvan hij evenwel niet altijd de beste specimens uitkoos. Naast spelen van tweederangs auteurs bewerkte hij o.a. van Calderon spektakelstukken als Cenobia (1667) en Ulysses (1668).
De Grieck deed een ernstige poging om zich in de geest van het Spaanse toneel in te leven; hij trachtte er zelfs de bloemrijke, precieuze en duistere stijl van te benaderen, zonder daarin evenwel te slagen. De uiterlijke indeling van de Spaanse stukken onderging bij hem enige verandering: de oorspronkelijke vervangt hij naar Frans model door 5 bedrijven. Sommige van zijn spelen zijn slechts in Noordnederlandse uitgaven bewaard en werden herhaaldelijk in de Amsterdamse schouwburg opgevoerd. PROF. DR E. ROMBAUTS
Lit.: J. A. van Praag, La comedia espagnole aux Pays-Bas au XVIIe et au XVIIIe s. (Amsterdam 1922), passim; Theo de Ronde, Het tooneelleven in Vlaanderen door de eeuwen heen (Leuven 1930), 118-119.