kuststad in de provincie Rome, ten N.W. van de hoofdstad op 42° 7' N.Br. en 11° 48' O.L. v. Gr. aan de Tyrrheense Zee gelegen, telt 35 000 inw.
De stad ligt op de plaats van het oude Centumcellae, hetwelk ter ere van Trajanus, die het vergrootte, ook Hortus Trajani werd genoemd. Ten tijde van Justinianus was die stad twistappel tussen de Grieken en de Goten; door Totilas vermeesterd werd zij door Narses in 553 n. Chr. heroverd. Meermalen werd de stad verwoest, maar telkens verrees zij weder.
Paus Urbanus VIII voorzag haar van vestingwerken; Innocentius XII verklaarde haar een vrijhaven en liet van Tragino een waterleiding naar de stad aanleggen. Na de aftocht van de Franse troepen (30 Juli 1870) werd de vesting door pauselijke soldaten bezet, maar op 16 Sept. van hetzelfde jaar aan de Italiaanse generaal Bixio overgegeven.De haven werd in deze eeuw uitgebreid; verschillende scheepvaartlijnen doen de haven aan die de verbinding van Rome met de zee vormt. De ingezetenen houden zich vooral bezig met aluin-, patent-olie- en zeepbereiding; ook de visvangst is een der middelen van bestaan. Ingevoerd worden: steenkolen, graan, ijzer, wijn, vis, hout, phosphaat, terwijl cement, aluin, kaas, houtskool, wol en kruiden verscheept worden. In de nabijheid van de stad zijn drukbezochte zeebaden gelegen.
H. A. BOMER.
