(Viverreum) is het alscheidingsproduct van de gepaarde klieren die als aanhangsel van de geslachtsorganen bij verschillende leden van de roofdierenfamilie der Viverridae of Civetkatten voorkomen. Het heeft een zeer scherpe onaangename muskusgeur, die aan kattenurine doet denken en voor moderne Europeanen te krachtig is om op prijs gesteld te worden, doch in Oosterse landen hooglijk gewaardeerd wordt.
Vroeger was dat anders; in de tijd van koningin Elizabeth werd het als parfum door mannen gebruikt, zoals uit enkele citaten bij Shakespeare blijkt (Much ado about nothing, III, 2, 50; As you like it, III, 2, 66 en 69). Sommige schrijvers merken op, dat men toen wellicht zulke krachtige parfums gebruiken moest om andere geuren te overstemmen, daar het met de lichaamshygiëne niet best gesteld was.Vooral in het Oosten werd civet ook gebruikt als opwekkend middel, speciaal als aphrodisiacum. Omstreeks de 10de en 11de eeuw werd het in de Arabische geneeskunde aangewend. Uit de officiële geneeskunde verdween het tegen het eind van de 18de eeuw. Tegenwoordig wordt het nog altijd veel gebruikt in parfums als „fixatief”, d.w.z. in kleine hoeveelheden om de geuren van andere reukstoffen te verdiepen. „Chypre”-achtige parfums bevatten altijd civet.
De hoofdleverancier is de Afrikaanse civetkat (Civettictis civetta, Abessinië-Senegambië), minder de Aziatische ( V. zibetha) of andere soorten (bijv. de Oostindische „loewaks”); het grootste productieland is Abessinië. Vrijwel alle civet komt van dieren die in gevangenschap gehouden worden en gevoed worden met vlees, vis, gevogelte, vruchten en rijst. Bananen zouden de civetproductie bevorderen. Op gezette tijden worden de dieren of in kleine kooien klemgezet of stevig vastgebonden, waarna een geoefend persoon de klieren door persing op het onderlijf van de civetkat naar buiten brengt en vervolgens uitknijpt, hetgeen voor de slachtoffers nogal pijnlijk schijnt te zijn.
Als gewonnen hoeveelheden worden per dier opgenomen 4-30 g per keer, volgens anderen 30 g per week, volgens nog andere bron 4050 g per jaar. De productie hangt van allerlei omstandigheden af, zoals leeftijd van de dieren, hun geslacht, de soort, de voeding en de frequentie van het aftappen van het secreet en zal dus wel sterk uiteenlopen. Het verkregen secreet wordt meestal op grote bladeren uitgestreken, ontdaan van verontreinigingen (bijv. haren), afgespoeld met water, met citroensap bedruppeld en ten slotte gedroogd. De verkregen geelachtige tot donkerbruinzwarte zalfachtige massa is het civet uit de handel, hetwelk vrij snel tot bederf kan overgaan en dus goed droog bewaard moet blijven.
De standaardverpakking in Abessinië is in door een stuk leer afgesloten ossen- of zeboehorens, waar de massieve top van afgezaagd is en die als zodanig naar Europa en elders verzonden worden.
Civetkatten werden tussen ca 1600 en 1800 ook om het civet in Europa gekweekt (Italië, Frankrijk, ook in de Nederlanden, vnl. te Amsterdam), maar later niet meer, daar het niet lonend bleek. Bekende civetkathouders (civettrekkers) te Amsterdam waren o.a. de mysticus Abraham Willemsz. van Beyerland en de historicus Mattheus Brouërius van Nidek; vooral Joden hielden zich met het civettrekken bezig. Het actieve bestanddeel is een cyclisch keton met één dubbele band en 17 koolstofatomen Cl7H3oO, het civeton.
Civet wordt veel vervalst of versneden met vaseline, olie, siroop, honing, gal, reuzel enz. De groothandelsprijs was ca 1939 ƒ 400 tot f 500 per kg, thans zeker veel hoger. De productie in Abessinië schommelt om 1000 kg, de wereldproductie om 2500 kg per jaar.
DR A. D. J. MEEUSE
Lit.: W. Arndt, Riechstoffe (Zibeth) in: Rohstoffe d. Tierreiches, Bd II, p. 435-447 (Berlin 1940) (met nagenoeg volledige lit.-opg.); I. Prins, Gegevens betr. de ,,opregte Hollandsche civet”, in Econ.-hist.
Jaarb. XX (1936).