Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-12-2022

CIRCUS

betekenis & definitie

(1, antiek), de renbaan te Rome, waar de Circensische spelen werden gehouden. Aanvankelijk was het circus alleen ingericht voor de wedloop van paarden, met of zonder wagens, maar later diende het voor allerlei andere spelen.

Volgens de overlevering zouden de wedrennen onder koning Romulus op het Campus Martius zijn gehouden, maar Tarquinius Priscus zou met de buit, die hij op de Latini had behaald, het Circus Maximus hebben laten bouwen.Het Circus Maximus, het grootste bouwwerk van dien aard dat wij kennen, vulde in latere tijd het gehele dal tussen de Palatinus en de Aventinus te Rome. De hellingen van deze beide heuvels waren bebouwd met de zitplaatsen voor de toeschouwers aan de lange zijden; de vlakte in de laagte was ingericht voor de wedrennen.

Behalve het Circus Maximus waren er nog verschillende andere bouwwerken van dien aard te Rome: het Circus Flaminius, het Circus agonalis ter plaatse van de tegenwoordige Piazza Navona, het Circus van Caracalla of Maxentius buiten de tegenwoordige Porta San Sebastiano. Dit laatste circus is het best bewaard en daar leert men ook iets van de inrichting kennen. In zeer vele steden van het Romeinse rijk kennen wij een circus. Beroemd was vooral de renbaan te Constantinopel, het hippodroom, waarvan de vorm nog heden ten dage in een plein van de stad Istanboel is te herkennen.

De inrichting van het circus was steeds in hoofdzaak dezelfde De langwerpige vlakke ruimte, die als renpark dienst deed, was in twee delen verdeeld door de spina, een brede muur van ongeveer 2 m hoogte, in het circus van Caracalla 280 m lang; om deze spina heen liep de renbaan. Op de spina waren talrijke monumenten: in het Circus Maximus stonden daar twee Egyptische obelisken. Op de plaats van de spina te Istanboel staat nog steeds een deel van de bronzen drievoet, die door de Grieken na de slag van Plataeae te Delphi was opgericht en die later te Constantinopel de spina van het hippodroom versierde. Aan de beide uiteinden der spina verhieven zich kegelvormige ornamenten, de metae, die al van oudsher de plaats aanduidden, waar de renners hun wagens omheen moesten laten zwenken.

De zitplaatsen voor de toeschouwers liepen aan beide zijden hoog op. De laagste gaanderij (podium) verhief zich ongeveer 4 m boven de renbaan. Daar waren de voornaamste zitplaatsen. Bovendien was er in de keizertijd een fraai versierde loge (pulvinar) voor de keizer met zijn gezin en gevolg.

PROF. DR A. W. BIJVANCK

(2, modern). Na de ondergang van het Romeinse rijk verliezen de circensische spelen hun glans. Wel trekken vele reizende artisten, die hun kunsten vertonen, door de landen, maar in de middeleeuwen kende men geen eigenlijk circus en ook geen menagerie. In 1755 wordt in Wenen het „Hetz-Theater” gebouwd, dat aan een vast circus doet denken.

Het was een rond gebouw zonder dak, ontworpen door de Franse impresario Defraine, Engelse ruiters en koorddansers vertoonden er hun kunsten. Voorts werden er pantomimes gegeven, maar vooral vonden er jachten met windhonden plaats, waarin herten, wilde zwijnen, wolven en zelfs luipaarden werden gedood. Philips Astley, de beroemdste van bovengenoemde Engelse ruiters, stichtte in 1770 het eerste theater, dat uitsluitend gewijd was aan het vertonen van circusnummers. Eerst was het niets dan een piste met een tribune er omheen; later kwam er een stenen gebouw, in de buurt van het huidige Waterloo Station.

Korte tijd later bouwde Astley te Parijs een circus in de nabijheid van de tegenwoordige Place de la République. Dit gebouw kwam spoedig in handen van Antonio Franconi, een Venetiaans edelman, die een excellent ruiter was en de eerste circusdirecteur van die naam. Zijn Cirque Olympique wisselde nog verschillende malen van plaats, onder meer naar de Enclos des Capucines, waar later het Nouveau Cirque zou verschijnen. Franconi’s opvolger was Dejean, die in 1851 het Cirque Napoléon liet bouwen, tegenwoordig Cirque d’Hiver geheten.

Intussen waren in Frankrijk vele circussen ontstaan, waaronder Tourniaire, Foureaux, Loisset en Cuzent, die ook buitenlandse tournée’s maakten. Dejean bezat zelfs in Berlijn een vast gebouw. In 1850 verschijnt echter in Duitsland Jacob Renz op het toneel, een zoon van een koorddanser, die een ernstige concurrent van Dejean wordt. In zijn gezelschap reizen Wilhelm en Kaetchen Carré (de ouders van Oscar Carré) en ook Gustav Schumann.

Nu breekt de grote tijd van het Duitse circus aan. Ernest Renz, Gotthold Schumann, Busch, Wollschlaeger en Hinne zijn de eerste grote figuren op dit gebied.

De tweede helft van de 19de eeuw zou het glanstijdperk voor het circus worden, zowel in Frankrijk als in Duitsland. Het was de plaats, waar de aristocratie samenkwam, waar men in de stallen de vertegenwoordigers der schone kunsten ontmoette en waar diplomaten en politici elkaar spraken. Het was de tijd, dat grote dichters de circusmeisjes bezongen en waarin vele schone rijdsters door haar huwelijk van adel werden. Dan komt echter de music-hall en de bioscoop in haar eerste primitieve vormen en de belangstelling voor het circus begint te tanen.

Op het einde van de 19de eeuw bestaat er weinig belangstelling meer voor de vaste circussen in de grote steden in tegenstelling met de reizende circussen, die in zeer bloeiende staat verkeerden. Vóór 1850 waren er in Europa geen reizende circussen van enig formaat. De goede reizende troepen, zoals die van Tourniaire, Renz en Guerra werkten met houten tenten, als er in de steden geen vaste circussen waren, hetgeen toen meestal het geval was. De eigenaars bezaten dan twee verplaatsbare houten constructies en terwijl in één stad gespeeld werd, bouwde men in de volgende stad reeds de andere tent op.

Deze houten constructies heten kiosken in tegenstelling tot de chapiteaux (tenten van zeil, zie hierna).

In Amerika werd in 1785 het eerste vaste circus gebouwd te Philadelphia dat zeer veel op Astley’s circus leek. Verschillende Engelse troepen staken de Oceaan over, waarvan die van Cooke de belangrijkste was. Men reisde over de weg en per schip. Amerikaanse gezelschappen bezochten met het eerste chapiteau Europa en brachten Indianen mee, waarmede het exotisch element in de circusprogramma’s kwam.

De tenten van zeil brachten een ommekeer in het tempo van reizen mede, daar alles nu veel sneller kon geschieden. Dit bleek, toen Barnum en Bailey met zijn monstercircus in 1901 naar Europa kwam en elke dag in een andere stad voorstellingen gaf. In zijn circus lagen drie pistes en een ringbaan er omheen. Lord Sanger copieerde dit in Engeland.

In Duitsland ontstonden in die jaren Hagenbeek, Strassburger, Krone, Sarrasani, later ook Gleich en Klutsky, terwijl nazaten van Renz, Schumann, Althoff en Wilke ook nog met hun circus door Europa reisden. Krone, Gleich en in den beginne ook Strassburger hadden meer dan een piste naar Amerikaans voorbeeld, maar Strassburger schafte het reeds spoedig af. Sarrasani was het enige circus ter wereld met een grote piste van 17 m doorsnede.

In Parijs zijn intussen twee vaste circussen verdwenen en het Cirque Médrano en Cirque d’Hiver zijn de laatst overgeblevene. Bij een poging tot vernieuwing van het klassieke circusprogramma werden daar grote jachttaferelen vertoond, waar op herten gejaagd werd. Er werden zelfs echte stierengevechten geïmiteerd, maar dit alles werd een mislukking.

In Amerika werd Barnum en Bailey steeds groter en aangekocht door de gebroeders Ringling, die alle grote circussen in Amerika opkochten. Het heet nu „Ringling Brothers, the greatest Show on Earth”. Het is inderdaad het grootste circus ter wereld.

De grote reizende circussen in Frankrijk zijn Amar en Bouglione, terwijl voorts Pourtier, Pinder en nog vele andere reizen. Rusland was vroeger een goed land voor de circussen, die daar staatseigendom zijn. De circuskunst staat er in zeer hoog aanzien.

In Engeland is, na het verdwijnen van het circus van Lord Sanger, Bertram H. Mills de grote man geworden, die geholpen werd door invloedrijke relaties om elke winter zes weken lang de Olympiahall te Londen te kunnen bespelen. Des zomers maakt hij met zijn tentcircus een tournée door Engeland. Na zijn dood hebben zijn beide zoons het bedrijf overgenomen.

In Duitsland zijn bijna alle groten van vóór Wereldoorlog II verdwenen. Tussen het puin floreren echter vele nieuwe ondernemingen. In België zijn vele kleine circussen; de belangrijkste onderneming is het circus De Jonghe. In Nederland reist nu al 13 jaar circus Karel Strassburger, dat op één lijn gesteld kan worden met het vroegere circus van Oscar Carré in Nederland.

Zoals in een klassiek circus behoort, domineert in de programma’s het paard. Voorts is het circus van Bever nog noemenswaard.

j. VAN DOVEREN

Lit.: Hugues le Roux, Les jeux du cirque (illustrations de Gami) (Paris 1889); H. Thétard, La merveilleuse Histoire du Cirque (Paris 1947); Halperson, Das Buch vom Zirkus (19126); Saltariuo, Artisten Lexicon (1895); John Clarke Batsford, Circus Parade (London); Wilson Disher, Greatest Show on Earth (1937); Life of P. T. Barnum, written by himself (1855); Dixter Fellow, This way to the Big Show (1936).

< >