Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-12-2022

CHRYSANTHEMUM

betekenis & definitie

L. is de naam van een zeer belangrijk plantengeslacht uit de familie der Composieten of Samengesteldbloemigen. Het telt op het noordelijk halfrond ca 200 soorten, eenjarige, meerjarige en zelfs heesterachtige.

Enkele soorten komen in Nederland in het wild voor. Zo zijn vooral de Chr. Leucanthemum (wilde margriet of wilde ganzebloem), die in weiland voorkomt, en de Chr. vulgare (boerenwormkruid), die in bouwland op zandgrond voorkomt, wel bekend. Verschillende soorten zijn als winterharde vaste plant voor tuinversiering in gebruik.

Heel bekend is Chr. maximum, de tuinmargriet, waarvan men variëteiten heeft met dubbele, halfdubbele en enkele bloemen. Chr.frutescens is de potplant margriet, een halfheestertje. Het wordt vermenigvuldigd door stek en gekweekt als potplant, vooral voor ouderwetse perken en ook voor de kamer. Verscheidene éénjarige soorten worden als snijbloem gekweekt, bijv. Chr. segetum, die gele bloemen heeft, en Chr. carinatum, met een gekleurde ring in het hart van de bloemen. Deze eenjarige soorten worden meest in Maart in de kas of in de bak gezaaid en na half Mei buiten uitgeplant.De meest bekende en meest gekweekte soort is Chr. indicum (in Japan ,,Kikoe” genoemd). Lang voor onze jaartelling was deze soort reeds bekend, hetgeen blijkt uit oud aardewerk, gravures enz. De landen van herkomst zijn China en Japan; vooral onder de Japanners is deze bloem zeer geliefd. Meer dan een eeuw geleden werd zij reeds in Nederland ingevoerd.

In 1850 kocht een Utrechtse bloemist nieuwe Franse variëteiten. Na 1860 kwamen er verschillende variëteiten uit Japan naar Europa. Met de toevoer hiervan hadden de bloemisten voldoende materiaal om te kruisen. Ook als knopmutaties ontstonden verschillende % nieuwe variëteiten.

Men kweekt van Chr. indicum: grootbloemige vormen (één bloem per plant; de zgn. éénpoters); vormen met middengrote bloemen (4-5 stengels per plant); tros- of zgn. ruige chrysanten en potchrysanten.

De Chr. indicum wordt voor de normale teelt vermenigvuldigd door stekken, afkomstig van moerplanten. Dit zijn gezonde en raszuivere planten, waar de bloemen van geoogst zijn en die voor het voortbrengen van stek met grote zorg tegen uitdrogen en vorst beschadiging in bak of kas bewaard zijn. Al naar gelang variëteit en teeltwijze wordt al of niet beworteld stek van Jan.-Mei van de moerplanten afgenomen en onder glas in kweekbed of kistjes opgekweekt. Om de beworteling te bevorderen gebruikt men tegenwoordig wel groeistof.

Men stekt in zuivere grond of zuiver zand bij een temperatuur van 12-13 gr. C. De bewortelde stekken plant men in de tweede helft van Mei buiten in de volle grond uit. De vroeg gestekte planten worden voor het uitplanten eerst nog verspeend of in de stekpot uitgezet.

De plantafstand buiten bedraagt al naar variëteit en grondsoort 25-35 cm. De grond moet matig stikstof, veel phosphorzuur en matig kali bevatten. Een juiste bemesting en juiste zuurgraad is nodig, om groene zachte bladeren en grote bloemen te krijgen. De planten worden zorgvuldig aan tonkinstokjes opgebonden en al naar de teeltwijze worden de zijscheuten (pluizen) verwijderd.

Om lengtegroei en vertakking, waar dat nodig is, te bevorderen, wordt een paar maal getopt.

Naar gelang van de variëteit loopt de productie van de bloemen van Juli tot Kerstmis. Alle zorg dient gericht te worden op een goed eindproduct. Hierbij kunnen vier vormen van teelt onderscheiden worden:

1. De bloemen laat men buiten tot ontwikkeling komen. Dat zijn vroege éénpoters of vroege troschrysanten. De bloemen van deze laatste worden tegen ongunstige weersinvloeden beschermd door ze vlak voor het opengaan te omhullen met een perkamentachtig papieren zakje.
2. De planten worden tegen de bloemvorming of in de herfst met goede kluit opgestoken en in de kas gebracht, waar zij tot bloei komen. Dit is alleen mogelijk op veengronden.
3. Tegen de tijd van de bloemvorming of in de herfst worden op eenvoudige wijze eenruiters boven de planten aangebracht. Dit gebeurt op niet kluithoudende gronden.
4. Op grond, die ongeschikt is voor vollegrondsteelt, worden de planten buiten in potten opgekweekt in een geschikt grondmengsel. De potten worden tegen de bloei of in de herfst binnengebracht.

De teelt van deze chrysanten vindt vooral plaats in de oude groenteteeltstreken, zoals het Westland, de Venen en Utrecht. Zij past heel goed in de werkverdeling op deze groenteteeltbedrijven, waar bovendien ook glas aanwezig is. In het eigenlijke bloementeeltcentrum Aalsmeer worden ook vrij veel chrysanten geteeld.

< >