Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-12-2022

CHRISTIAAN (Denemarken / Noorwegen)

betekenis & definitie

naam van vele koningen van DENEMARKEN en NOORWEGEN, z Oldenburg (Huis).

Christiaan I

(1426 - Kopenhagen 21 Mei 1481), eerste koning uit het huis Oldenburg, zoon van graaf Diederik, van moederszijde afstammende van Erik V, werd in 1448, 1450 en 1457 gekozen tot koning resp. van Denemarken, Noorwegen en Zweden als opvolger van de kinderloze Christoffel III. Tevens werd hij in 1460 hertog van Sleeswijk en graaf van Holstein na de dood van zijn kinderloze moedersbroeder Adolf VIII. Bij de keuze door de ridderschap werd bepaald, dat beide landen eeuwig ongedeeld zouden blijven, d.i. dat zij niet worden verdeeld tussen ’s konings erfgenamen (z Sleeswijk-Holstein). In 1474 ondernam de koning een reis naar het hof van keizer en paus: het resultaat was, dat de keizer het Duitse leen Holstein verhief tot hertogdom en dat een pauselijke bul de oprichting van een universiteit te Kopenhagen bekrachtigde (1479).

De Zweden hadden ondertussen hun onafhankelijkheid bevochten door onder Sten Sture op 10 Oct. 1471 Christiaan I aan de Brunkeberg bij Stockholm te verslaan.

Christiaan II

(Nyborg 1 Juli 1481 - Kalundborg 25 Jan. 1559), was van 1506-1512 onderkoning in Noorwegen, waar hij de bloei der steden bevorderde, de macht der Hanza knotte. Gedurende zijn verblijf te Bergen leerde hij de dochter van een Hollandse herbergierster, Sigbrit Willems, kennen, Duifje (Dyveke), genoemd; zij werd zijn maitresse en kreeg, evenals haar moeder, grote invloed op de koning en op diens regeringsbeleid. Ondanks het feit, dat hij in 1513 in de drie Noordse rijken op straffe voorwaarden — volgens een der bepalingen was gewapend verzet geoorloofd, wanneer de vorst de „Haandfaerstning” schond — door de Rijksraden tot koning was gekozen, zette hij in Denemarken, waarheen hem Sigbrit en Dyveke hadden vergezeld, de in Noorwegen aangevangen politiek voort. Dyveke’s dood in 1517 schreef Sigbrit toe aan een poging van adel en prelaten om de moeder in de dochter te treffen; ten onrechte beschuldigde zij de aartsbisschop Erik Valkendorf van moord; hij daagde, onder verdenking van het toedienen van vergif, de edelman Torben Oxe voor de Rijksraad, die hem vrijsprak.

Valkendorf viel niet lang nadien in ongenade en Oxe werd ter dood gebracht, ’s Konings gewelddadige pogingen om de macht van de aristocratie te breken, leidden in 1520, na het „Stockholmse bloedbad”, de terechtstelling van verscheidene edelen en bisschoppen, tot een algemeen verzet in Zweden, onder aanvoering van Gustaaf Wasa (z Zweden, geschiedenis); drie jaren later tot een opstand in Denemarken. De heerszuchtige vorst, wiens karakter enige gelijkenis vertoont met dat van zijn tijdgenoot, de Engelse koning Hendrik VIII, moest vluchten naar de landen van zijn zwager — de broeder van zijn echtgenote Elisabeth — Karel V, die hij, gedreven door belangstelling in de bloei der Nederlandse steden en door bewondering voor het bestuur, tevoren, in de zomer van 1521, reeds bezocht had, en zette in 1523 te Veere in Zeeland voet aan wal. Met zijn gezin en, in den beginne, met Sigbrit Willems, die zich te Kopenhagen, verborgen in een boekenkist, op de „Leeuw” had ingescheept, vestigde hij zich in het Brabantse Lier. Maar de landvoogdes weigerde hem te steunen uit vrees dusdoende de scheepvaart der Nederlandse steden in de Deense vaarwateren te benadelen, de keizer had meer belangen te behartigen, en ook in Duitsland was geen hulp te vinden.

In 1531, na het overlijden van de landvoogdes en na het sluiten van de vrede met Frankrijk, waagde hij, met steun van Karel V, een poging om zijn verloren macht te herwinnen. Hij landde in Noorwegen en behaalde enige successen. Zijn inmiddels tot koning verkozen oom, Frederik I, nodigde hem uit, onder belofte van vrijgeleide, naar Flensburg te komen tot het voeren van onderhandelingen, maar verbrak die toezegging, en zette hem gevangen, eerst op het slot Sonderburg, na 1546 op het kasteel Kalundborg, waar hij in 1559 overleed. Zijn enige zoon Hans was in 1532 in Duitsland overleden.

De lotgevallen van Christiaan II en Sigbrit Willems en Dyveke hebben in onze tijd herhaalde malen epische en dramatische kunstenaars geboeid; niet lang geleden nog de Deense toneelschrijver Kaj Munk, en de Nederlandse romancier A. den Hertog.

Lit.: G. A. IJssel de Schepper, De lotgevallen van Christiaan II en Isabella van Oostenrijk (1870); Rekeningen van Pompejus Occo aan koning Christiaan II van Denemarken, uitg. G.

W. Kernkamp (Bijdr. en Meded. van het Hist. Gen. te Utrecht, XXXVI, 1915); P. E.

Hansen, Kejser Karl V og det Skandinaviske Norden (1943).

Christiaan III

(Gottorp 12 Aug. 1503 Kolding i Jan. 1559) was een overtuigd Lutheraan na het bijwonen van de Rijksdag te Worms. Om die reden aarzelde de katholieke meerderheid van de Rijksraad hem na de dood van zijn vader Frederik I (1533) tot koning te kiezen en gaf men eerst de voorkeur aan zijn jongere broeder Hans. Evenwel na het uitbreken van de „gravevete”, een opstand van burgers en boeren onder leiding van de „condottiere”, de Oldenburgse graaf Christoffel, en van een oorlog met Lübeck, ondernomen onder het voorwendsel de gevangen Christiaan II in zijn macht te herstellen, bleken ook de katholieke Rijksraden geneigd hem als koning te erkennen. Een in 1536 te Kopenhagen bijeengekomen, uit alle vier standen samengestelde, Rijksdag nam uiterst gewichtige besluiten: men koos Christiaan, op zeer straffe voorwaarden, tot koning, de koning werd uitgeroepen tot hoofd van de kerk, Lutherse leer en eredienst werden ingevoerd en Bugenhagen kreeg opdracht een nieuwe kerkordening te ontwerpen.

Steun, verleend door de keizer aan de aanspraken van Christiaan U’s dochters, pogingen wellicht om de Noordse rijken in te lijven bij de Habsburgse monarchie, wikkelden Christiaan III in 1542 in een oorlog. Bij de vrede van Spiers in 1544 werd bepaald, dat Nederlandse kooplieden gelijke rechten zouden genieten in Denemarken als de Hanzeaten; hun werd vrije doortocht door de Sont toegestaan en Karel V beloofde de aanspraken van zijn nichten niet meer te zullen steunen.

Christiaan IV

(Frederiksborg 12 Apr. 1577 Kopenhagen 28 Febr. 1648), niet de meest begaafde, maar wel de meest populaire vorst uit het Oldenburgse geslacht, zulks om zijn persoonlijke eigenschappen: zijn moed en zijn genaakbaarheid, en ondanks zijn gebreken: zijn onmatigheid en zijn tekortkomingen als staatsman en veldheer. Uit een van zijn vele liaisons, zijn verbintenis met Kirstine Munk, had hij verscheidene kinderen o.a. Leonore Christine, beroemd door haar herinneringen, opgetekend in de gevangenis, nadat zij en haar echtgenoot Ulfeldt in ongenade waren gevallen (z Denemarken, geschiedenis). Zeer zeker heeft hij vele maatregelen getroffen tot bevordering van de bloei der steden en van de scheepsbouw, door de oprichting van overzeese handelscompagnieën, maar de goede kans die hij had om de macht van de Rijksraad te breken, heeft hij niet benut.

In zijn beide oorlogen tegen de keizer en tegen de Zweden (z Dertigjarige oorlog en Noordse oorlogen) behaalde hij weinig successen en de te Lübeck (1629) en Brömsebro (1645) opgestelde vredesvoorwaarden waren voor zijn land ongunstig en betekenden het begin van het einde van de Deense heerschappij over de Oostzee. Als de Franse koning Lodewijk XIV was hij een hartstochtelijk bewonderaar van de bouwkunst; hij ontbood Nederlandse architecten naar Kopenhagen ten behoeve van de bouw van paleizen, zoals Rosenborg, en een Beurs.

Bibl., lit.: Koning Christiaan IV’s Egenhandige Breve I-VI, 1887-1891, uitgeg. door G. F. Bricka en J. A.

Fridericia. Zijn kalenderaantekeningen zijn verschenen in diverse periodieken.

Christiaan V

(Flensburg 5 Apr. 1646 - Kopenhagen 25 Aug. 1699) volgde in 1670 zijn vader Frederik III op; de eerste koning, wie na de invoering van het absolutisme de koninklijke waardigheid krachtens erfrecht ten deel viel. Niet zonder grond wantrouwde hij de inheemse adel: de nieuwe, steeds in aantal toenemende bestuurscolleges stelde hij bij voorkeur samen uit tot de adelstand verheven burgers en Holsteinse en buitenlandse, vooral Noordduitse edelen. Plichtmatig en nauwgezet, wenste hij voor het regeringsbeleid alleen verantwoordelijk te zijn — de beproefde dienaar van zijn vader, Griffenfeld, viel in 1676 in ongenade — en hij gunde de colleges slechts een geringe mate van zelfstandigheid, wat goede samenwerking niet bevorderde en funeste gevolgen had voor krijgstoerusting en oorlogvoering: een poging tot herovering van de veel betwiste kustlandschappen mislukte (z Noordse oorlogen), ondanks grote krachtsinspanning en voortreffelijke leiding. Belangstelling koesterde hij, evenals zijn grootvader Christiaan IV, wiens sanguinisch temperament hij geërfd had, voor het bevorderen van de welvaart van de burgerstand; vermeldenswaard is het tot stand komen, in 1683, van de „Danske lov”, een codificatie van het Deense recht.

Men eerde zijn nagedachtenis door het oprichten van een, allerminst fraai, ruiterstandbeeld op de Nieuwe Koningsmarkt te Kopenhagen, bijgenaamd „Het paard”.

Bibl.: Uitgaven van zijn eigenhandige dagboeken verschenen in periodieken.

Christiaan VI

(Kopenhagen 30 Nov. 1699 Hirschholm 6 Aug. 1746), volgde in 1740 zijn vader Frederik IV op; impopulair door zijn schuwheid, zijn weinig aantrekkelijk uiterlijk en wijze van optreden, plichtmatig, zeer nauwgezet en devoot. Grote zorg wijdde hij aan het verbeteren van het lager onderwijs en aan het oprichten van instellingen van weldadigheid en armenzorg; ook, evenwel, aan het uitvoeren van kostbare bouwplannen, o.a. de gehele vernieuwing van het oude koningsslot Christiaansburg.

Bibl.: Uitgaven van zijn eigenhandige dagboeken verschenen in periodieken.

Christiaan VII

(Kopenhagen 2g Jan. 1749 Rendsborg 13 Mrt 1808), wie reeds op 17-jarige leeftijd, in 1766, de koninklijke waardigheid ten deel viel, verbaasde het hof en de eerwaardige leden der diverse bestuurscolleges door zijn gevatheid, zijn grilligheid, zijn waardigheid en zijn uitspattingen. Een huwelijk — met een Engelse prinses, Caroline Mathilde — en een reis naar Londen en Parijs, zou, meende men, ’s konings gedrag verbeteren en zijn geest rijpen. Evenwel reeds zeer spoedig vertoonden zich verschijnselen van een kwaal, die het hedendaags wetenschappelijk onderzoek „dementiapraecox”noemt. Hij werd apathisch, maar tevens kwaadaardig en vernielzuchtig.

De koningswet verbood het instellen van een regentschap. Zijn arts, dr J. F. Struensee, die hem op zijn reis had vergezeld, verkreeg steeds grotere invloed op de staatszaken; de ervaren bestuurscolleges werden niet meer geraadpleegd, hun leden ontslagen; Struensee trad, in 1771, op als absoluut heersend kabinetssecretaris.

Niet lang nadien, op een Januarinacht in 1772, na een gemaskerd bal ten paleize, legden ’s konings stiefmoeder Juliana Maria en haar zoon, met enkele saamgezworenen, de hevig verschrikte vorst een stuk ter tekening voor, dat een bevel inhield tot gevangenneming van de oppermachtige kabinetssecretaris en van de koningin, die, naar men, niet ten onrechte, vermoedde, diens maitresse was. Twee commissies veroordeelden Struensee ter dood en verklaarden ’s konings huwelijk ontbonden. Vele oude beproefde dienaren, als de Bernstorff’s, werden teruggeroepen. Maar het duurde tot 1784, vóór een staatsgreep van de jeugdige kroonprins Frederik — de latere koning Frederik VI — het kabinetsregime van Guldberg beëindigde, en de bestuurscolleges in hun betekenis herstelde.

Christiaan VII’s jammerlijk leven eindigde eerst in 1808.

Christiaan VIII

(Kopenhagen 18 Sept. 1786 20 Jan. 1848), zoon van Christiaan VII’s stiefbroeder Frederik, de meest begaafde van de Deense koningen uit de Oldenburgse stam, uitstekend administrateur, man van grote eruditie en wetenschappelijke zin, beminnelijk in de omgang en aangenaam van uiterlijk. In het kritieke jaar 1813 vertrok hij als stadhouder naar Noorwegen en trachtte daar te redden wat nog te redden viel. Na de vrede van Kiel in 1814, waarbij de Deense koning Noorwegen aan Zweden afstond, stelde hij zich aan het hoofd van de nationale beweging, riep een notabelenvergadering bijeen op Eidsvold en schreef verkiezingen uit voor de samenstelling van een Constituante. Na de voltooiing der Grondwet, op 17 Mei 1814, werd hij gekozen tot Noors koning, maar tegenstand van de grote mogendheden, die aansluiting van Noorwegen bij Zweden wensten, en de ongunstige afloop van een gewapend conflict met het nabuurland, dwongen hem reeds in hetzelfde jaar zijn waardigheid neer te leggen.

Na zijn terugkeer in Denemarken vestigde hij zich te Odense, waar zijn cousin, de regerende koning Frederik VI, hem tot gouverneur had benoemd. In 1818 ondernam hij een langdurige buitenlandse reis, o.a. naar Londen en Parijs. Kort na zijn troonsbestijging, in i83g, herinnerde de liberale studentenvereniging te Kopenhagen, onder leiding van Lehman en Monrad, hem aan zijn Noors verleden. Maar de nieuwe koning was niet geneigd zijn volk een grondwet te schenken: hij wenste niet verder te gaan dan het invoeren van administratieve hervormingen en het publiceren van zijn financieel beleid.

De ontbinding van het tweede huwelijk van zijn kinderloze zoon, zijn enige nakomeling, de ongeschiktheid van zijn eveneens kinderloze broeder Ferdinand, de publicatie van de aanspraken der Sonderburg-Augustenburgers op de opvolging, althans in de hertogdommen, waren voor hem aanleiding tot het opstellen van de bekende open brief, in 1846, die de bepaling bevatte, dat bij het uitsterven van de mannelijke lijn, althans in Sleeswijk, de vrouwelijke successie zou gelden, zoals in het koninkrijk. Aldus bepalend, hoopte hij het Deense nationalisme in het in de loop der tijden verduitste Sleeswijk te steunen, de Duitse propaganda te stuiten en het hertogdom nauwer aan Denemarken te verbinden. De nederlaag van zijn politiek in het crisisjaar 1848: het opstellen van een grondwet en de separatistische beweging in de beide hertogdommen, heeft hij niet beleefd.

Bibl., lit.: Van zijn in het Frans gestelde dagboeken is het op de gebeurtenissen in 1814 in Noorwegen betrekking hebbende gedeelte uitgegeven in het herdenkingsjaar 1914 door A. Olafsen; andere delen zijn in periodieken verschenen. Zijn nagedachtenis eerden H. G. örsted en andere Deense geleerden in een door de Akademie van Wetenschappen uitgegeven gedenkschrift (1848).

Christiaan IX

(Gottorp 8 Apr. 1818 - Kopenhagen 2g Jan. 1906), koning sinds 15 Nov. 1863, eerste vorst uit de jongere tak van het huis Oldenburg, de Sonderburg - Glücksburgsen. Het heulen van een oudere tak der Sonderburgers, de Augustenburgse, gedurende de 3-jarige oorlog (1848-1851) met de vijand, had hun kansen op de opvolging in koninkrijk en hertogdommen na de dood van de kinderloze koning Frederik VII vernietigd, hoe rechtmatig hun aanspraken overigens waren. Men koos dan ook na de vrede niet de Augustenburger, maar de Glücksburger, hertog Christiaan, die gedurende het conflict de Deense zijde had gekozen en door zijn huwelijk nauw verwant was met de laatste mannelijke afstammeling in de koninklijke lijn. Een van zijn eerste regeringsdaden, in 1863, was de bekrachtiging der kort tevoren door de Rijksraad aangenomen grondwet, die Sleeswijk nauwer met Denemarken verbond, een daad, die ten gevolge had, dat de Augustenburger Frederik zich uitriep tot hertog van Sleeswijk en Holstein en de Duitse Bond Denemarken de oorlog verklaarde.

In dit conflict leden de Denen zware nederlagen en bij de vrede van Wenen in 1864 moesten zij de beide hertogdommen afstaan. De vrede van Praag, die twee jaar later de Duitse burgeroorlog beëindigde, bepaalde, dat Sleeswijk en Hobtein voortaan deel zouden vormen van Pruisen, en dat de Pruisisch-Deense grens nader bij volksstemming zou worden vastgesteld, wat eerst geschied is na afloop van Wereldoorlog I. Een der belangrijkste gebeurtenissen onder zijn regering was de jarenlange strijd in de volksvertegenwoordiging tussen de conservatieven onder leiding van Estrup en de liberalen onder leiding van Chr. Berg en V.

Horup, die eerst eindigde met het optreden van het eerste parlementaire ministerie in 1901. Zijn zomerverblijf Fredensborg was in het begin van deze eeuw plaats van samenkomst van verscheidene monarchen; zijn drie dochters waren getrouwd resp. met de koning van Engeland, Edward VII, de tsaar Alexander III en het hoofd van het Welfengeslacht, in 1866 door Pruisen onttroond; een jongere zoon werd gekozen tot koning van Griekenland, zijn tweede kleinzoon tot koning van Noorwegen. Snel hebben land en volk zich hersteld na de catastrophe van 1864; en onder zijn regering beleefde Denemarken een tijdperk van ongekende geestelijke en stoffelijke bloei.

DR W. VAN EBDEN

Christiaan X

(Charlottenlund 26 Sept. 1870 Amalienborg 20 Apr. 1947), kleinzoon van Christiaan IX, volgde zijn vader Frederik VIII op 15 Mei 1912 op. Sinds 26 Apr. 1898 gehuwd met prinses Alexandrine van Mecklenburg, had hij twee zoons. Onder zijn regering bleef Denemarken neutraal in Wereldoorlog I. In 1915 werd een nieuwe democratische constitutie aangenomen; in 1917 Deens West-Indië aan de V.S. verkocht; in 1918 IJsland onafhankelijk gemaakt en in personele unie met Denemarken verbonden; in 1920 Noord-Sleeswijk na de in 1866 in het vooruitzicht gestelde volksstemming met Denemarken verenigd.

Na de Duitse inval in Denemarken op 9 Apr. 1940, waardoor dit land in Wereldoorlog II werd betrokken, bleef de populaire vorst in zijn land. Dagelijks bleef hij ook zijn gebruikelijke rijtoer door Kopenhagen maken. Op 19 Oct. 1942 viel hij echter van zijn paard en daarna kreeg hij een ernstige longontsteking. Het gehele Deense volk leefde mee.

Na zijn genezing groeiden de moeilijkheden tussen de Denen en hun bezetters, wat ten gevolge had, dat de koning zich sedert Aug. 1943 gedwongen op Sorgenfri ophield. In Sept. 1944 keerde hij echter naar zijn officiële residentie Amalienborg terug. Na de bevrijding van Denemarken werd hij om zijn waardige houding alom als symbool van het verzet geëerd. Zijn oudste zoon, kroonprins Frederik, volgde hem als Frederik IX op.

< >