Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-12-2022

Chasdaï CRESCAS

betekenis & definitie

Joods politicus en wijsgeer (Barcelona ca 1335 - Saragossa 1412). Na de catastrofale Jodenvervolgingen in 1391, die de neergang van het Spaanse Jodendom inleiden, neemt de koopman, later Rabbijn Crescas in opdracht van koning Juan I en koningin Violante de reorganisatie van alle Joodse gemeenten in Aragonië ter hand.

Crescas is een van de laatsten in de rij der Spaans-Joodse wijsgeren. Zijn hoofdwerk Or Adonai (Het Licht Gods, ca 1410) weerspiegelt bewust of onbewust twee hoofdstromingen in het Joodse geestesleven van die tijd: in de dreigende nood keert het geloof zich af van de verstandelijke constructies van de Spaans-Joodse wijsgeren en men zoekt een verweer tegen de Christelijke propaganda, speciaal die van Joodse apostaten. Crescas’ bestrijding van de Aristotelische begrippen en zijn pleidooi voor de oneindigheid van ruimte, tijd en getal maken hem tot interessante voorloper van moderne filosofen. De mogelijke existentie van de dingen wordt, volgens hem, tot werkelijkheid door God, het noodzakelijk-bestaande Wezen, absolute en enige oorzaak van de wereld.

Zelfs de wilsvrijheid wordt enigszins deterministisch beperkt: wat de mens wil is mogelijk volgens de gegeven oorzaken, noodzakelijk voor Gods Alwetendheid. De reactie tegen het Aristotelische intellectualisme is vooral duidelijk in Crescas’ opvattingen over God en mens. Het wezen Gods is niet — zoals bij Maimonides en Gersonides — het Intellect, maar de volmaakte Goedheid; Gods zaligheid en vreugde is het scheppen en in stand houden van de wereld. Het levensdoel van de mens is te streven naar het goede; de mens komt tot gemeenschap met God door liefde voor God, niet door het inzicht.

De ziel als zodanig is onsterfelijk, geenszins slechts het door haar verworven inzicht. Hoewel Spinoza een argumentatie van Judaeus quisdam Rab Chasdï in een brief van 1663 met instemming citeert, moet Crescas’ invloed op hem niet worden overschat.DR I. L. SEELIGMANN

Lit.: F. Baer, Die Juden im christl. Spanien I, I (Berlin 1929); Idem, De Joden in het Christ. Spanje, II (Tel Aviv 1945, Hebreeuws); H.

A. Wolfson, Crescas’ critique of Aristotle (Cambridge, Mass., 1929); J. Guttmann, Die Philosophie des Judentums (München 1933).

< >