Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-12-2022

Charles de COSTER

betekenis & definitie

(Théodore Henri), gewoonlijk De Coster, Belgisch letterkundige (München 20 Aug. 1827 - Brussel 7 Mei 1879), zoon van een Vlaming en een Walin, ontving te Brussel onderwijs aan een katholiek gesticht, was enkele jaren beambte aan een bank, ving universitaire studiën in de rechten aan, maakte een paar reizen in Holland en vond eindelijk een vaste betrekking in 1870, toen hij tot leraar in de Franse literatuur aan de Krijgsschool werd benoemd. Beminnelijk mens, geestdriftig en mild, weemoedig dromer, zorgeloos bohémien, vertegenwoordigt hij die jaren, toen de kunstenaars nog van romantisme doordrongen waren.

Zijn literair werk is zeer ongelijk en een groot deel er van kan moeilijk aan de vergetelheid ontrukt worden. Maar hij toonde zich een verteller met bekoorlijke verbeelding in zijn Légendes Flamandes (1858) in archaïsch Frans geschreven en in zijn Contes Brabançons (1861) in minder gezochte taal. Daarna openbaarde zich ten volle zijn genie in La Légende et les aventures héroïques, joyeuses et glorieuses d’Ulenspiegel et de Lamme Goedzak au pays de Flandres et ailleurs, waar hij lange jaren met liefde aan werkte en waarvan een mooie uitgaaf, door Félicien Rops en andere kunstenaars geïllustreerd, in 1867 verscheen. Het uitgangspunt was het oude volksboek van Uilenspiegel, guitig grappenmaker, geslepen en ongebonden deugniet, die de speelse fantasie belichaamde.

Maar De Coster maakte van hem de held van een epos: hij stelde hem in de 16de eeuw, midden in een van de meest tragische tijdvakken van de Nederlandse geschiedenis, de strijd tegen Spanje en de Inquisitie, en Uilenspiegel wordt aldus het symbool van de vrije geest en de nationale idee, in opstand tegen de dwingelandij. Het is niet mogelijk een overzicht te geven van dat uitgebreide gedicht in proza, afwisselend van toon, steeds oorspronkelijk en schilderachtig, en zo rijk, dat de draad dikwijls verloren gaat onder de weelderige groeisels van de verbeelding. De Coster heeft beproefd een samenvatting te geven van het Vlaamse wezen, zoals hij dat zag, d.w.z. tegelijk aangetrokken door het zinnelijke en het mystieke, door het fantastische en het werkelijke, heldhaftig, weerspannig en goedzakkig. Dat werk kon hij niet in het Vlaams schrijven, maar hij trachtte de sappige volkstaal naderbij te komen door zijn toevlucht tot archaïsch Frans te nemen. La Légende d’Ulenspiegel blijft een van de machtigste voortbrengselen van de Frans-Belgische literatuur en was het eerste van een literaire wedergeboorte, die zich eerst een vijftiental jaren later zou ontplooien.

De Coster was een voorloper en, ondanks de bewondering van een kleine groep, een vereenzaamde. Hij was te vroeg gekomen in een milieu, dat zich nog kenmerkte door intellectuele sluimer en gemis aan kunstbegrip en daar heeft hij erg onder geleden. Er mag gezegd worden, dat hij lezers had, doch geen publiek. De anti-clericale geest van zijn Uilenspiegel heeft ook zijn verspreiding belemmerd.

Er moest tot 1893 gewacht worden om een nieuwe uitgaaf er van te bezorgen. Het werk werd in het Nederlands vertaald door R. Delbeck en Johan Lefèvre (1896) en door R. Delbeck en René de Clercq (1914).

Het werd verder achtmaal in het Duits, tweemaal in het Engels en nog in vijf andere talen vertaald.PROF. DR A. VERMEYLEN

Lit.: J. Hanse, Ch. De C. (1928); Idem, Bibliogr. de Ch. De C. (1929); L.

Monteyne, Ch. De C.: De Mensch en de Kunstenaar (Antwerpen 1917); U. van de Voorde, Ch. De C. en de Vlaamsche idee (1930); L.L. Sosset, Introduction à l’oeuvre de Ch.

De C. (Bruxelles 1937); Idem, La vie pittoresque et malheureuse de C. (1938).

< >