stad in de Italiaanse provincie Massa Carrara (waarin zij tegenwoordig met Massa de tweelingstad Apuania met 100 000 inw. vormt), in het voormalig hertogdom Modena aan de Carrione niet ver van de zee in een diep dal gelegen, is vooral vermaard wegens de marmergroeven in haar nabijheid. De stad, door een zijtak met de spoorweg van Livorno naar Genua verbonden, is voor het grootste deel uit wit marmer opgetrokken en heeft vele mooie gebouwen.
Napoleon I heeft er een academie van beeldhouwers gesticht en men heeft er voorts vele ateliers van vreemde kunstenaars. De stad bezit een dom (uit de 13de eeuw) en de prachtige kerken Sant’ Andrea en Madonna delle Grazie. Nagenoeg de gehele bevolking leeft van het losbreken, bewerken en vervoeren van het Carrarisch marmer, dat door enkele honderden groeven geleverd wordt en sedert 20 eeuwen bekend is. De voor uitvoer bestemde blokken worden naar de naburige haven Avenza gebracht.
De Romeinen kenden reeds de groeven onder de naam Lapidicinae Lunenses.