naam van twee Roemeense koningen.
Carol I,
vorst van 1866-1881 en koning van 1881-1914 (Sigmaringen 20 Apr. 1839-kasteel Pelesj bij Sinaia 10 Oct. 1914), heette eigenlijk Karl Eitel Friedrich Zephyrinus van Hohenzollern-Sigmaringen en was de tweede zoon van vorst Karel Anton uit dat geslacht. Aanvankelijk was hij Pruisisch garde-officier en diende o.a. in de Deense oorlog van 1864. Na de val van Alexander Coesa werd hij tot vorst van Roemenië gekozen. Hij toonde zich bekwaam, voerde administratieve en economische hervormingen in, organiseerde het leger en bevorderde de ontwikkeling van het spoorwegnet.
In 1870-’71 kwam hij in moeilijkheden door de pro-Franse stemming, die zich tegen hem uitte, in het bijzonder toen Pruisen van de Roemeense regering de rentebetaling verlangde voor de in Duits bezit zijnde aandelen van de spoorwegonderneming van de (Duitse) concessionaris Strousberg, die in moeilijkheden was geraakt. Carol dacht over aftreden, maar de zaak Werd geregeld.
In de Russisch-Turkse oorlog van 1877 hielp hij de Russen, die tegenslag hadden bij Plewna. Hij commandeerde het Roemeens-Russische leger aldaar en Plewna capituleerde. Op het Berlijns Congres van 1878 kreeg Roemenië onafhankelijkheid, maar het moest Bessarabië aan Rusland afstaan, in ruil waarvoor het de Dobroedsja verwierf. In 1881 nam Carol de koningstitel aan.
De anti-Russische gezindheid (na 1878) bracht toenadering tot en in 1883 aansluiting bij Oostenrijk en Duitsland. In de tweede Balkan-oorlog greep Carol in (1913) en verwierf daarmee van Bulgarije de streek van Silistria (Vrede van Boekarest). De steun, die de Oostenrijkse politiek hierbij aan Bulgarije verleende en de gespannen verhouding tussen Roemenen en Hongaren in Zevenburgen had de stemming vooral der liberalen anti-Oostenrijks gemaakt. Toen Carol in 1914 zich bij de Centralen wilde aansluiten, besloot de Kroonraad van 3 Aug. onder invloed van Bratianu tot neutraliteit.
Carol was sedert 1869 gehuwd met Elisabeth van Wied (bekend onder haar schuilnaam als dichteres: Carmen Sylva). Daar de enige dochter uit dit huwelijk jong gestorven was, werd Carol in 1914 opgevolgd door zijn neef Ferdinand I (1914-1927).
Lit.: Aus dem Leben König Karls von Rumänien (4 dln, 1894-1900); Stendza, Charles I, roi de Roumanie (2 dln, 18991904); Kremnitz, König Karl v. Rum., ein Lebensbild; Lindenberg, König Karl v. Rum. (2 dln, 1923).
Carol II,
koning van 1930-1940 (Sinaia 15 Oct. 1893), zoon van Ferdinand I en achterneef van Carol I, huwde als kroonprins in 1921 met prinses Helena van Griekenland, maar leefde sedert 1925 met mevrouw Magda Lupescu in het buitenland (zijn huwelijk werd in 1928 ontbonden). In 1926 deed Carol onder invloed van zijn moeder, koningin Marie, en van de liberale leider Bratianu afstand van de troon ten behoeve van zijn minderjarige zoon Michaël. In 1930 keerde hij echter naar Roemenië, waar inmiddels de nationale boerenpartij van Maniu aan de regering was gekomen, terug en liet zich tot koning uitroepen.
Tijdens zijn koningschap was Carols streven gericht op de grootst mogelijke persoonlijke macht. Daartoe ondermijnde hij de bestaande partijen en trachtte de politici naar zijn hand te zetten. Hierbij maakte hij ook gebruik van de Ijzeren Garde, die in dezelfde tijd een hevige en niet van succes verstoken anti-democratische en anti-semietische campagne voerde. Op 27 Febr. 1938 zette Carol de kroon op zijn streven door een persoonlijke dictatuur te vestigen, waarin ook voor de Ijzeren Garde geen plaats meer was.
De beweging werd vervolgd, haar leiders werden doodgeschoten. Op 16 Dec. 1938 richtte Carol een eigen partij op, het Front van de Nationale Wedergeboorte. Het was de enig legale partij. Onder dit alles werd Carol hoewel Roemenië tot de Kleine Entente behoorde, in zijn buitenlandse politiek steeds meer de kant van Duitsland uitgedreven.
In verband met de Bessarabische kwestie was zijn houding overigens altijd anti-Russischer geweest dan die van andere leden van de Kleine Entente. Toen de Sovjets Bessarabië en de noordelijke Boekowina opeisten en kregen (Juni-Juli 1940), geraakte Carol geheel aan Duitsland gebonden. Hij kon niet meer verhinderen, dat onder Duitse pressie het grootste deel van Transsylvanië aan Hongarije (Aug. 1940) en de zuidelijke Dobroedsja aan Bulgarije (Sept. 1940) moest worden afgestaan. Zijn positie was met deze fiasco’s onmogelijk geworden.
Op 6 Sept. 1940 noopte de als Roemeens staatsleider opgetreden generaal Antonescu hem, ten tweede male afstand van de troon te doen. Carol vertrok met mevr. Lupescu naar Spanje, waar hij tot Mrt 1941 onder bewaking stond. Daarna ging hij via Portugal naar Mexico.
Een poging, tijdens Wereldoorlog II gedaan, om zich in de gunst van de Geallieerden aan te bevelen, mislukte.