Deens schrijver (Fredericia 7 Aug. 1816 - Kopenhagen 9 Mei 1900), schreef onder pseudoniem Ca ril Etlar. Na vele omzwervingen en late studentenjaren in Kopenhagen werd hij in 1853 ambtenaar aan de Kon.
Bibliotheek aldaar. Nog half kind begon hij al te schrijven. Zijn fantastische geest ontwikkelde zich door zwerversleven en lectuur van Scott en Cooper. Hij was een uiterst vruchtbaar schrijver, die hoofdzakelijk schreef om te amuseren en te vertellen.
Zijn schilderingen van het volksleven staan als kunstwerken hoger dan zijn romans, die altijd een zeer ingewikkelde intrige hebben.Bibl.: (voornaamste werken) Smuglerens Sön (De zoon van de smokkelaar, 1839); Diggrevens Böm (De kinderen van de dijkgraaf, 1840) ; Madsalune (1841); Strandröveren (De strandrover, 1853); Gj
öngehövdingen (1853), nog steeds een veelgelezen jongensboek; Dronningens Vagtmester (De wachtmeester van de koningin, 1855); Viben Peter (1875); Salomo Baadsmand (1880); Serafino fra Ota (1887), geschreven na een reis naar Corsica, evenals Vendetta (1888).