Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-12-2022

CAPETINGERS

betekenis & definitie

zijn de leden van het derde Franse vorstenhuis (987-1328), na de Merovingers en de Karolingers. Zijn naam dankt het aan de bijnaam Capet, welke een aantal van zijn leden droeg, bijnaam die zelf een toespeling was op hun waardigheid van leke-abt van de Sint Martinus abdij van Tours, waar de „cappa”, de mantel van de Heilige Martinus, bewaard werd.

De oorsprong van dat geslacht is in het Rijngebied te zoeken. In de eerste jaren van de 9de eeuw kwam het over naar het gebied tussen Loire en Seine, waar het voortaan gevestigd bleef. De eerste vertegenwoordiger van de dynastie, die haar met zekerheid kan worden toegeschreven, is Robert de Dappere, een der voornaamste legeraanvoerders van koning Karel de Kale, die in 866 in de oorlog tegen de Noormannen sneuvelde. Zijn twee zonen, Odo en Robert, werden reeds op de troon verheven (resp. 887 en 922), ondanks het verzet van de aanhangers van het Karolingisch geslacht.

Ondertussen breidde de dynastie haar macht uit in het gebied tussen Seine en Loire; Robert, de latere koning, werd door koning Karel de Eenvoudige ca 900 tot vorst over dat gebied aangesteld. Zijn zoon Hugo de Grote zou in 943 hertog van Francia (het gebied tussen Loire en Schelde) worden en het hertogdom Bourgondië in handen krijgen. Toen in 987 het Karolingische huis in rechte lijn uitstierf, wist de zoon van Hugo de Grote, Hugo Capet, zonder moeite de troon te beklimmen. Van toen afhielden de Capetingers de koninklijke waardigheid in handen.

Hun koninklijk gezag was aanvankelijk uiterst gering, en beperkt tot de gebieden waar hun eigen domeinen lagen. Zelfs daar moesten ze strijden om door weerspannige heren gehoorzaamd te worden. Doch in de 12de eeuw, vnl. onder Philips-Augustus, begon de koninklijke macht zich uit te breiden over de machtige vorstendommen, die haar tot dan toe slechts in woorden hadden gehuldigd. Voortaan was deze macht zeer aanzienlijk.

Lodewijk IX (de Heilige), en vooral Philips IV (de Schone) wisten ook de machtigste van de territoriale vorsten te onderwerpen. In 1328, toen de dynastie in rechtstreekse lijn uitstierf, was het koninklijke gezag goed gevestigd. De kroon ging toen over naar het huis Valois, dat afstamde van een broer van Philips IV.De koningen uit het Capetingische huis zijn: Hugo Capet (987-996); Robert II, de Vrome (996-1031); Hendrik I (1031-1060); Philips I (1060-1108); Lodewijk VI (1108-1137); Lodewijk VII (1137-1180); Philips II Augustus (11801223); Lodewijk VIII (1223-1226); Lodewijk IX, de Heilige (1226-1270); Philips III (1270-1285); Philips IV, de Schone (1285-1314); Lodewijk X (1314-1316); Philips V (1316/7-1322); Karel IV (1322-1328).

Lit.: R. Fawtier, Les Capétiens et la France (Paris 1943); F. Lot, Etudes sur le règne de Hugues Capet et la fin du Xe siècle (1904).

< >