van Italiaanse afkomst, advocaat te Rome, na de ontmoeting van Pelagius (begin 5de eeuw) vurige verspreider van het Pelagianisme. Er zijn geen redenen om te beweren, dat hij ooit monnik was.
Na de inneming van Rome door de Goten (410) vluchtte hij met Pelagius naar Afrika. Verschillende van zijn leerstellingen werden verworpen op een synode te Carthago (411). Die leerstellingen werden, aldus wordt vermoed, ontleend aan zijn werk Liber adversus peccatum onginale. Pelagius zelf zou aan dit werk zijn ontkenning van de erfzonde ontleend hebben. Na een nernaalde veroordeling van het Pelagianisme door de synoden van Milete en Carthago (416), door paus Innocentius I bekrachtigd, deden Pelagius en Caelestius beroep op de nieuw-gekozen paus Zosimus.
Deze laakte het voorbarig oordeel van de Afrikaanse bisschoppen: hij wilde zich echter niet definitief over Caelestius uitspreken en gaf de bisschoppen twee maanden tijd om diens schuld te bewijzen. Een nieuwe, in 418 gehouden, synode van Carthago, waaraan 214 bisschoppen deelnamen, veroordeelde opnieuw het Pelagianisme. Paus Zosimus hervatte zijn onderzoek, riep Caelestius ter verantwoording op, die eenter uit Rome wegvluchtte, en veroordeelde in zijn Epistola Tractatona op zijn beurt Caelestius, van wie men naderhand niets meer verneemt.DR V. MOREL
Lit.: R. Hedde en E. Amann, art. Pelagianisme in Dict. de théol. cath., XII, 675-715, vooral 682-633 en 696-701 (Paris 1933); J. de Jong, Handb. v.
Kerkgesch., I, 273-275 (4de uitg. Utrecht 1945).