is de eigenaardige verhouding tussen Kerk en Staat (synergia) in het Oostromeinse rijk sedert Constantijn de Grote, die het best belichaamd is in de voornaamste twee vertegenwoordigers ervan, Theodosius II en Justinianus. Men vindt daarbij de innigste verhouding tussen Kerk en Staat, zodat aan de ene kant de Staat aan de Kerk als staatsinstelling belangrijke voorrechten toestaat, de onderdanen dwingt tot de Kerk te behoren en andersdenkenden vervolgt, terwijl aan de andere kant de Staat tevens gezag uitoefent in kerkelijke aangelegenheden, zelfs omtrent punten, welke de dogmatiek betreffen, terwijl hij de kerkelijke waardigheidsbekleders beschouwt als staatsambtenaren.
Dit stelsel berust op de nog heden in het Oosters Grieks Christendom levende opvatting, dat nationaliteit tevens kerkgemeenschap insluit. De keizer is volgens deze opvatting de opperste bisschop en, wanneer een volk geen „staat” vormt en geen staatshoofd heeft, is de opperste bisschop (catholicus, patriarch) het natuurlijke hoofd der natie. Het op één en hetzelfde territoir leven van in ras en taal verschillende naties maakt dit begrijpelijk. In de diepste grond ligt hier echter een eigenaardige mystieke opvatting van Christendom en Kerk achter.
In het Westen berust de stelregel „cuius regio, eius religio” (de vorst bepaalt de confessie van zijn staatskerk) op geheel andere gronden. Ook dit noemt men wel Byzantinisme, al gaat dit verschijnsel gewoonlijk onder andere benamingen als Gallicanisme, Josephinisme, Caesaropapisme, enz.Men duidt met Byzantinisme ook wel de ceremoniële, kruipende onderdanigheid aan van ondergeschikten jegens hun meerderen, vooral tegenover de vorsten, omdat die aan het hof te Constantinopel met zijn ongelofelijk ingewikkeld ceremonieel een van de middelen was, waardoor het centraal gezag zich handhaafde tegenover de feudale heren en buitenlandse barbaren.
Lit.: s.v. Theodosius, Justinianus, enz.; Byzantium, enz. Val. Sesan, Kirche u.
Staat im römisch-byzant. Reich seit Konstantin dem Gr. und bis zum Falle Konstantinopels, I (1911) enz. Czemowitz; F. Siegmund-Schultze, Die orth.
Kirche... Gesch., Lehre u. Verfassung (Leipzig 1939).