is een kleinere staat, gelegen tussen twee grotere staten, die er beide druk op uitoefenen, maar zonder dat hij zijn eigen bestaan verliest. Vaak is het zelfs zo, dat een staat zijn ontstaan te danken heeft aan het feit, dat hij als bufferstaat kan fungeren.
Voorbeelden daarvan zijn Uruguay, dat in 1828 gecreëerd werd als bufferstaat tussen Argentinië en Brazilië, en Bulgarije, dat in 1878 werd gevormd, om afstand te scheppen tussen de op elkaar botsende machten van Rusland en Turkije. Ook het neutrale België van vóór 1914 kan men een ad hoe opgezette bufferstaat noemen.Meestal echter zijn bufferstaten reeds bestaande staten, die door de ontwikkeling van de wereldpolitiek ingeklemd raken tussen opdringende machten en in zichzelf niet meer de kracht vinden, om deze machten op een afstand te houden. Voorbeelden hiervan zijn Siam, dat het in de 19de eeuw benauwd kreeg tussen de Britse en Franse koloniale expansie, en in dezelfde eeuw vooral Perzië en Afghanistan, die tussen het Empire en de Russische kolos werden platgedrukt. Hoe dicht de op elkaar indringende machten elkaar soms benaderen, blijkt nog treffend uit de grensformatie van Afghanistan, die ten N.W. van India uitloopt in een plaatselijk amper 20 km brede tuit. Hieraan kan men zien, dat bufferstaten een functie hebben, die niet alleen toevallig is, maar ook door elkaar bedachtzaam observerende overburen wordt erkend en gecultiveerd.
Want niets zou op zichzelf voor een van beide partijen gemakkelijker zijn, dan door zo’n landtuit heen te stoten. Maar daarmee zou men rechtstreeks met de andere partij te maken krijgen en een conflict wellicht onontkoombaar worden.
Opdat een staat als bufferstaat kan worden gekarakteriseerd, is het niet nodig, dat hij uitsluitend landgrenzen bezit. Ook een land als Italië, met zijn lange kustlijn, heeft als bufferstaat dienst gedaan.
Evenals een positie als bufferstaat een land politiek voor- en nadelig kan zijn, kan zij het economisch voor- en achteruit brengen. Landen als Nederland en Zwitserland bewijzen, dat het niet altijd ongunstig is, tussen grote in te liggen. Aan de andere kant verkeren Perzië en Afghanistan, die voor 1914 zelfs geen spoorwegen konden aanleggen, omdat dit door de ene partij als een transportvergemakkelijking voor de andere kon worden uitgelegd, in een weinig gunstige situatie. Ook de achterlijkheid van een land als Albanië houdt voor een gedeelte verband met zijn ligging.
Men heeft de druk, die op een staat wordt uitgeoefend door andere staten vroeger trachten uit te drukken door een zgn. drukquotiënt: het aantal inwoners van alle buurstaten, gedeeld door het eigen aantal. Zo is voor België een quotiënt 14,8, voor Duitsland 4,4, voor de V.S. 0,2 en voor Engeland 0,0 berekend. Het behoeft echter geen betoog, dat dergelijke berekeningen slechts zeer betrekkelijke waarde hebben. Vooral ook, omdat het karakter van de druk zich diepgaand heeft gewijzigd.
Zo is de druk, die na Wereldoorlog II op Engeland valt, anders en groter dan de druk, die voor Wereldoorlog I op het insulaire en geïsoleerde Engeland werd uitgeoefend, resp. niet werd uitgeoefend. In zekere zin is Engeland nu een bufferstaat geworden tussen de Amerikaanse en Russische machtscomplexen.
„Im Zeitalter der Großmächte ist die Pufferpolitik eine Lebensversicherung für kleine Staaten,” zegt de schepper van de nieuwe geopolitieke wetenschap, de Zweed Kjellén in zijn Staat als Levensvorm. Deze bufferpolitiek kan zowel de vorm aannemen van een absolute neutraliteitspolitiek als van een meer relatieve en riskante evenwichtspolitiek. Maar geen van beide vormen garandeert succes. Het lot van het rustige neutrale België in 1914 en het lot van het meer roerige Servië in 1915 tonen dat.
Wanneer een bufferstaat bezwijkt, zijn er twee mogelijkheden. Hij wordt tot glacis van één der buren tegen de andere, zoals Korea, dat, nadat het buffergebied was geweest tussen Japan en China, Japans glacis werd tegen Rusland in de Russisch-Japanse oorlog van 1904-1905. Of hij wordt verdeeld, zoals Polen in 1772 en 1939. Maar ook als een bufferstaat verdeeld is, bestaat bij de verdelende machten de tendens deze als glacis tegen elkaar te gebruiken.
Het meest recente en meest belangrijke voorbeeld daarvan is het Duitsland van na Wereldoorlog II, dat in wezen een (verdeelde) bufferstaat is geworden tussen het Westen en Rusland. Een der kritiekste problemen van de internationale politiek van deze tijd is, of en in hoeverre men er in zal slagen, van Duitsland een echte bufferstaat te maken tussen Oost en West, en ook in hoeverre Duitsland weer krachtig genoeg kan worden, om in Europa enige afstand tussen deze beide complexen in stand te houden. In dit opzicht is het merkwaardig, dat reeds vóór 1933 geopolitici op de beklemde positie van Duitsland wezen en voor deze „Zerrungsraum” geen wereldpolitieke toekomst meer zagen. Dat m.a.w. dus reeds toen Duitsland werd aangemaand, met de positie van bufferstaat genoegen te nemen.
Andere bufferstaten tussen de wereldmachten van deze tijd zijn Griekenland, Perzië, China, Korea (verdeeld), Finland, Noorwegen, Zweden en Oostenrijk (verdeeld). Oost- en Z.O.-Europa, die altijd min of meer als buffergebied tussen Rusland en de rest van Europa hebben gewerkt, behoren nu tot het glacis van Sovjet-Rusland. Aan de andere kant zou men kunnen zeggen, dat landen als Turkije en Japan een glacis vormen van de V.S.
j. R. EVENHUIS
Lit.: Guillaume de Greef, La structure générale des sociétés, 3 t. Bruxelles-Paris (1908); K. Haushofer, Bausteine zur Geopolitik (1928); Rich. Hennig, Geopolitik.
Die Lehre vom Staat als Lebewesen (1928).