(Tsjechisch: Most), stad in Noord-Bohemen, is gelegen op een hoogte van 238 m boven de zeespiegel aan de voet van het Ertsgebergte, aan de Biela en aan de spoorwegen naar Praag, Pilsen en Usti-Chomutov. Op de Slotberg (411 m) bevinden zich de ruïnes van de in 1651 in de lucht gevlogen vesting „Landeswart”, benevens overblijfselen van de oude stadsmuren.
Van de gebouwen zijn o.a. merkwaardig: het prachtige nieuwe stadhuis, de door meester Benes von Laun in 1517 gebouwde Dechanteï-kerk, in Gothische stijl, met merkwaardige koorgestoelten, het klooster der Minderbroeders en dat der Capucijnen. De mijnbouw (bruinkolen) is er vertegenwoordigd door een groot aantal firma’s, die te zamen ongeveer 16000 arbeiders in dienst hebben. De industrie omvat ijzergieterij, de vervaardiging van landbouwwerktuigen, suiker, potas, emaille-artikelen, porselein en glas. Verder bestaan er nog meelfabrieken, bierbrouwerijen, suikerfabrieken en spiritusbranderijen.
In de omtrek zijn uitgestrekte bruinkolenvelden; in één daarvan werd de beroemde Brüxer schedel gevonden. Bovendien vindt men in de omgeving de Brüxer Sprudel en de beroemde bitterwaterbronnen van Püllna en Seidschütz.