In 1877 en 1878 sloot de British North Borneo Company overeenkomster met de sultans van Broenei en Soeloe, ter verkrijging van grondbezit op Noord-Borneo. Bij koninklijk charter van 7 Nov. 1881 werd de maatschappij onder bescherming van de Britse kroon gesteld en bij verdrag van 12 Mei 1888 werd dit Noord-Borneo een onafhankelijke staat, onder bescherming van Groot-Brittannië.
Het inwendig bestuur bleef in handen van de Compagnie (Chartered Br. N.B. Comp.); de gouverneur werd onder goedkeuring van de staatssecretaris benoemd, terwijl verder een Raad van Directeuren te Londen zetelde. Sedert 1881 is het gebied herhaaldelijk ten koste van Broenei vergroot en bij verdrag van 7 Mrt 1885 (tussen Spanje, Duitsland en Engeland) kwamen de drie aan Soeloe behorende eilanden Balambangan, Bangoeï en Malawalai en verder alle kleine eilanden binnen 3 Eng. mijlen (d.i. 4828 m) uit de kust gelegen aan Brits Noord-Borneo.
De grenzen tussen dit gebied en het Nederlandse deel werden vastgelegd bij verdrag van 20 Juni 1891; zij lopen tot 40 10' N.Br., zodat de Simengaris-rivier en de zuidelijke helft van Sibitik aan Nederland kwamen. De uitzetting der grenzen geschiedde in 1912 door een gemengde grenscommissie. Van 20 Jan. 1942 tot 10 Sept. 1945 was Brits-Borneo in Japanse handen. Op 15 Juli 1946 zijn de rechten van de Br.
Noord-Borneo-Compagnie aan de Kroon overgedragen, zodat het thans een Engelse kolonie is onder direct bestuur van het ministerie van Koloniën.Ook het bestuur over het eiland Laboean, ofschoon een kroonkolonie blijvend, werd aan de Br. N.-B.-Cie opgedragen. Ultimo 1905 werd de gouverneur van de Straits Settlements tevens benoemd tot gouverneur van het eiland, dat in 1907 als deel van de Settlement van Singapore bij de Str. Settlements werd gevoegd; in 1912 verkreeg het de status van zelfstandig settlement.
In 1946 werd Laboean met Br. Noord-Borneo herenigd. Het sultanaat Broenei verloor, evenals aan de N.O. nabuur, ook belangrijke riviergebieden aan de westelijke, nl. radja Charles Brooke, bestuurder van Serawak. Als vergoeding daarvoor werd Broenei in 1888 Independent Protected State (d.w.z. beschermd door Engeland).
Sedert 1906 oefent een Brits resident toezicht uit op het bestuur, d.w.z. zijn advies moet worden ingewonnen en is bepalend voor alle aangelegenheden, die geen betrekking hebben op de adat en de Mohammedaanse godsdienst. Het hoogste gezag wordt uitgeoefend door de sultan, ter zijde gestaan door een raad van negen leden, o.w. de Britse resident. Op 16 Dec. 1941 viel Broenei in Japanse handen; de bezetting duurde tot 10 Juni 1945. Van dit ogenblik tot 6 Juli 1946 berustte alle macht bij het Engelse militaire commando om nadien weer in handen van het burgerlijk bestuur over te gaan.
Ook Serawak verkeerde in dezelfde omstandigheden, hoewel het bestuur over het sultanaat aan radja Brooke en zijn opvolgers in 1841 verzekerd werd tegen betaling van 6000 dollars aan Broenei. Tussen 1861 en 1905 werden herhaaldelijk gebieden bij Serawak gevoegd. In 1888 komt Serawak onder Britse bescherming te staan. In 1904 stond de Britse Noord-Borneo-Cie aan het sultanaat een gebied van 500 km2 af, in ruil voor rechten op de kolenvelden aan de Broeneibaai.
In Nov. 1941 kwam een overeenkomst tussen Engeland en Serawak tot stand, krachtens welke een Engels vertegenwoordiger met beperkte bevoegdheden zou worden aangesteld. De Japanse inval (17 Dec. 1941) verhinderde de uitvoering. Na de verdrijving der Japanners werd op 15 Apr. 1946 de sultan in zijn waardigheid hersteld. Sinds 24 Sept. 1941 werd Serawak constitutioneel geregeerd.
De staatsregeling van 1941 gaf de sinds 1855 bestaande twee raden bevoegdheden van koloniale raden met resp. wetgevende en uitvoerende macht. De Negriraad hechtte op 17 Mei 1946 zijn goedkeuring aan het reeds voor de Japanse inval bestaand voornemen van de radja zijn rechten over te dragen aan de Engelse kroon.
De kust van Brits-Borneo (ruim 1450 km lang) is vlak en slechts op enkele punten hoger door uitlopers van een gebergte of zelfstandige verheffingen. Het binnenland is bergachtig met als hoogste top de berg Kinabaloe (4101 m). De rivier de Serawak vormt een delta, waarvan een der monden, de Moeara Tabas, tot boven Koetjing, over een afstand van 58 km bevaarbaar is. De Batang Loepar heeft als waterweg dezelfde betekenis als de Serawak; zij stroomt geheel door vlak land.
De belangrijkste rivier van Brits-Borneo is de Redjang, met een groot stroomgebied.
De bevolking wordt onderscheiden in de in het binnenland gevestigde autochthone bevolking, en in later gekomenen, die zich aan de kusten hebben neergezet. De inheemse stammen telden 205 218 zielen, waarvan de Doesoens het talrijkst in aantal zijn (117 482 koppen); andere stammen zijn de Bajans (34099) en de Moeroets (24444). Maleiers waren er in totaal 11 494, Chinezen 47 799 benevens 236 Indo-Europeanen en 340 Europeanen. In het binnenland zijn de middelen van bestaan van de animistische Dajakvolken dezelfde als die in het Nederlandse gedeelte.
Bosproducten zijn: hout, rotan, vogelnestjes, getah-pertja, was, hars en kamfer. De in meerderheid Mohammedaanse kustbewoners verbouwen cultuurgewassen, ook voor de wereldmarkt (peper, rijst, sago, klappers (copra), maar vooral tabak) en leven verder van de visvangst. De zee levert tripang, agar-agar, parelmoer, parels, schildpadschalen en eieren, haaivinnen, sponsen enz. In Brits Noord-Borneo is een aantal cultuurmaatschappijen werkzaam, welker ondernemingen rubber en copra, maar vooral tabak voortbrengen.
Het land bezit aan delfstoffen goud, aardolie, koper, ijzer, mangaan en tin, maar gewonnen worden deze practisch niet.
Het grootste gedeelte van de overzeese handel gaat via Singapore en Hongkong; uitgevoerd worden: rubber, hout, copra en cocosnoten, tabak, Manillahennep, sago, rijst, damar, rotan, gedroogde en gezouten vis, vogelnestjes, enz., voor een waarde van meer dan 2 mill. pond sterling. Ingevoerd worden: graan, meel e.a. levensmiddelen, petroleum, katoenen goederen enz., voor ongeveer 1,85 mill. pond.
Nederzettingen zijn Sandakan (13 723 inw.) aan de baai van dezelfde naam aan de oostkust, in een dal aan de voet van steile rotsen, zetel van het bestuur; Jesseltown (ca 6500 inw.), door een 201 km lange spoorweg langs de westkust verbonden met het in het binnenland gelegen Melalap; een aftakking loopt van Beaufort naar Weston aan de Broeneibaai gelegen.
In het N.O. wordt de golf van Broenei afgesloten door het eiland Laboean, liggende 6 mijl uit de kust. Het settlement Laboean omvat bovendien nog zeven kleinere eilanden, waarvan sommige bewoond worden en voor landbouw in gebruik genomen zijn. Het eiland werd in 1846 door de sultan van Broenei aan Engeland afgestaan en als zelfstandige kolonie bestuurd tot ultimo 1889; van dit tijdstip af werd het bestuur uitgeoefend door de Br. Noord-Borneo-Cie.
Laboean, dat heuvelachtige terreinen en enkele (weinig productieve) steenkoolvelden bezit, heeft een oppervlakte van 91 km2; op de vlakke met bos begroeide zuidkust ligt de zeer goede haven Victoria, de hoofdplaats met 2022 inw. De totale bevolking, groot 8963 zielen, bestaat in hoofdzaak uit Maleiers (5342) en Chinezen (3319).
Broenei, gelegen tussen 4° 2' en 50 3' N.Br. en tussen 114° 4' en 115° 22' O.L.v.Gr., wordt aan de landzijde geheel door Serawak ingesloten en hierdoor zelfs in twee afzonderlijke delen gesplitst. Broenei heeft een zeegrens van 160 km bij een oppervlakte van 5580 km2; de bevolking, groot 30 135 zielen, is samengesteld uit Maleiers en inheemse stammen, welke de meerderheid vormen (te zamen 26 972), uit Chinezen (2683), Indiërs, enz. De bevolking beoefent naast de landbouw scheepsbouw en kent goud- en zilverbewerking. Het gebied levert aardolie, mangrove-extract (cutch), rubber en sago; het binnenland is grotendeels bebost, dat een bron van inkomsten kan zijn.
De enige nederzetting van betekenis is de hoofdplaats Broenei of Dar-ul-Salam (ongeveer 12 000 inw.), aan de rivier van dezelfde naam gelegen, ca 14 km van de mond, met een merendeels op het water levende handelsbevolking. De huizen zijn op palen gebouwd en aan weerszijden van de rivier gelegen; de stad wordt door kanalen doorsneden, waarop het verkeer plaats heeft en markt gehouden wordt.
Serawak, het grootste der drie delen (108 733 km2 en 490 585 inw.), heeft een kustlijn van ruim 700 km en vele bevaarbare rivieren, waarvan de Redjang zelfs voor grote schepen. De bodem is rijk aan steenkool en aardolie; ook goud, zilver, diamant, kwikzilver en antimonium worden aangetroffen. Het Baramdistrict levert aardolie, waarvan bij Miri en Bakong grote hoeveelheden zijn aangeboord. De in- en uitvoer, die vrijwel geheel via Singapore plaats heeft, omvat als exportartikelen naast de reeds genoemde o.a. hout, sago en djeloetong.
Ingevoerd worden: vooral rijst, tabak en sigaretten, machines, textiel, ijzer- en staalwaren, suiker. De waarde van de uitvoer was in 1946: £ 23 000 000; die van de invoer £ 29 000 000. In- en uitklaringen van schepen beliepen 974 543 ton. De bevolking bestaat uit Maleiers, Dajaks, Chinezen en andere kolonisten.
De voornaamste nederzettingen zijn Kuching (Koetjing of Serawak met ruim 26 000 inw.) aan de Serawak op 32 km van de zee, Siboe aan de Redjang gelegen 09 97 km van de kust en Miri, de zetel van de Serawak Oilfields Ltd.
Serawak bezit geen enkele spoorlijn; de verharde wegen beslaan in totaal een lengte van 185 km.
H. A. BOMER
Lit.: Ling Roth, The natives of Sarawak and British North Borneo (2 dln, London 1896); St. John, Rajah Brooke (London 1899); Beccari, Wanderings in the Great Forests of Borneo (London 1904); Baring-Gould en Bampfylde, History of Sarawak (London 1909); Handbook of the State of North Bomeo (London); O. Rutter, The Pagans of North Bomeo (London 1929); T. Harrison, Borneo Jungle (London 1938).
Geschiedenis
(z Borneo).