De onschendbaarheid van het briefgeheim is door alle beschaafde staten erkend. De Nederlandse Grondwet waarborgt het geheim der brieven in art. 166: „Het geheim der aan de post of andere openbare instellingen van vervoer toevertrouwde brieven is onschendbaar, behalve op last des rechters, in de gevallen in de wet omschreven.”
De ambtenaar van enige openbare instelling van vervoer, die zich aan het openen of terughouden van de ten vervoer toevertrouwde brieven schuldig maakt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste i jaar en 6 maanden (art. 372, 373 Wetb. v. Str.). Dezelfde strafbedreiging bestaat er voor de ambtenaren der telegrafie (art. 374 Wetb. v. Str.).
Het openbreken en terughouden van brieven door andere personen dan staatsambtenaren kan strafbaar worden, maar is het niet altijd. Art. 201 bepaalt, dat hij, die opzettelijk brieven of andere stukken aan een post- of telegraafkantoor bezorgd of in een postbus gestoken aan hun bestemming onttrekt, opent of beschadigt, gestraft kan worden met een gevangenisstraf van ten hoogste één jaar. De gevallen, waarin door de officier van justitie of de rechter-commissaris brieven in beslag genomen en geopend kunnen worden, zijn omschreven in het Wetb. van Strafv. (art. 100 vlgg. en 114). Brieven en telegrammen aan gefailleerden gericht moeten door de administratie der posterijen worden ter hand gesteld aan de curator en worden door dezen geopend.
Die, welke niet op de boedel betrekking hebben, moeten terstond door de curator worden afgegeven aan de gefailleerde (art. 99 Faillissementswet).
De straf, gesteld op de schending van het briefgeheim was vroeger zwaarder dan tegenwoordig. In Duitsland werd dit misdrijf in de 17de eeuw gestraft met verbanning, in Frankrijk, onder Lodewijk XV, bepaalde de verordening van 25 Sept. 1742, dat de beambte, die brieven of pakketten wederrechtelijk opende, met de doodstraf werd gestraft. Op voorstel van de abt Siéyès nam de Nationale Vergadering het briefgeheim op in de verzameling van staatsburgerlijke rechten. In verschillende andere staten werd het ook tot een onderdeel van de grondwet gemaakt, o.a. in Portugal (1826), in Keur-Hessen (1831), in Wurtemberg (1843), in Baden (1845), Pruisen (1850), Oldenburg en Saksen (1852) enz.
Volgens art. 22 van de Belgische grondwet is het briefgeheim onschendbaar. Het strafwetboek voorziet strenge straffen voor al wie aan de post toevertrouwde brieven wegmaken of openen zal om het geheim er van te schenden (art. 460 Str. Wb.). Is de schuldige een ambtenaar, een agent van de regering of bediende bij de posterijen, dan zijn de sancties zwaarder (art. 149, 150, 151 en 153 van het Str.
Wb.). Nochtans bestaan er enkele uitzonderingen op dat verbod, onder meer voor die brieven welke niet kunnen besteld, noch aan de afzender teruggezonden worden bij gebrek aan juiste gegevens; zij mogen geopend en aan de verzender besteld worden indien zijn adres aldus ontdekt werd.Brieven die waarden of voorwerpen bevatten, welke onder briefomslag niet mogen verzonden worden, mogen insgelijks geopend worden.
MR DR J. WIJNVELDT
Lit.: E. Hanssens, Du secret des lettres (Bruxelles 1890).