van de Koning is een beginsel, uitgesproken in art. 55 van de Nederlandse Grondwet. Het betekent, dat de Koning niet ter verantwoording kan worden geroepen voor regeringsdaden.
Daarentegen zijn de ministers voor elke regeringshandeling, waartoe zij hebben meegewerkt, verantwoordelijk tegenover de Staten-Generaal.De onschendbaarheid van de wet is een beginsel, uitgesproken in art. 124 van de Grondwet. De bedoeling er van is deze: wanneer een regeling voldoet aan de formele vereisten, door de Grondwet in art. 124, al. 1, voor „wetten” gesteld (aanneming door de Staten-Generaal, goedkeuring door de Koning en afkondiging), dan is noch de rechter, noch enige andere macht in de staat bevoegd om zodanige wet, op grond van strijd met de Grondwet, buiten toepassing te laten. De rechter mist dus het recht om de gewone wet te toetsen aan de Grondwet. De wetgever zelf is de enige, die bevoegd is om te oordelen, of een door hem gewilde regeling met de Grondwet overeenstemt. Het beginsel geldt niet in iedere staat, o.a. niet in de V.S., waar de rechter het toetsingsrecht uitoefent en wetten, die hij in strijd acht met de constitutie, niet toepast.
Voor onschendbaarheid van volksvertegenwoordigers en diplomaten z diplomatie en toetsingsrecht.